Graven in het verleden van de Apuaanse Alpen

Direct achter de zandstranden van de Toscaanse Rivièra rijzen de Apuaanse Alpen als een bijna tweeduizend meter hoge muur op uit de Tyrrheense Zee. Men noemt ze ook wel de marmerbergen van Carrara. In dit gebergte maak ik een tweedaagse tocht langs historische paden. Daarbij passeren zoveel mogelijk facetten van het Parco Regionale delle Alpi Apuane, dat een groot deel van deze berggroep beslaat, de revue.

"Neem je stijgijzers en gamaschen mee", stond in de mail, die parkgids Andrea Benvenuti me een week voor vertrek stuurde. Dit leek een wat onwerkelijk advies. Deze alternatieve Alpen zijn immers nog geen 2000 meter hoog en we hadden thuis een bloedhete aprilmaand achter de rug. Toch zit ik nu in de bus, die ons van de luchthaven van Pisa naar de bergen rijdt, ingespannen te turen of ik aan de horizon sneeuw kan ontdekken. Opeens zie ik vlak onder de bergkam enkele wazige witte vlekken. Dus toch! Maar als we dichterbij komen, blijken het de hooggelegen marmergroeven van Carrara te zijn. Al vroeg word ik bij de agriturismo waar ik heb overnacht opgehaald door Andrea en een parkwachter. Mijn gids heeft achttien jaar in Nederland gewoond en is blij, dat hij zijn Nederlands weer eens kan ophalen. We worden gedropt in Campocatino, een mooi gerestaureerd gehuchtje op 1000 meter hoogte aan de oostkant van het massief.Andrea laat mij op de kaart onze route zien. Via een geleidelijk stijgend pad beklimmen we vandaag de Monte Tambura, met z'n 1896 meter één van de hoogste toppen. Hier, aan de noordoostkant ligt nog sneeuw. We dalen af aan de zuidkant en overnachten in de hooggelegen berghut Nello Conti. Morgen zullen we door de steile westflank van het gebergte via een via di lizza, zoals de in onbruik geraakte marmertransportwegen hier genoemd worden, afdalen naar het kleine bergdorp Resceto vlak bij zee. Hopelijk kan ik de tocht afsluiten met een verkwikkende duik in de Middellandse Zee.

GrottenNa deze uitleg gaat mijn begeleider er met zevenmijlslaarzen vandoor. Het eerste uur moet ik het luie zweet uit m'n poriën zien te verdrijven en heb daardoor weinig aandacht voor de omgeving. Tijdens onze eerste rustpauze wijst Andrea me op de bijzonderheden van het landschap. Diep onder ons de immens groene vallei van de Garfagnana. Daar achter de Apennijnen, de eigenlijke ruggengraat van Italië. Zover het oog reikt zijn de glooiende hellingen bedekt met kastanje- en beukenbossen, waarvan het jonge groen fel oplicht in de morgenzon. In de herfst moet het hier een orgie van geel, bruin en rood zijn. "Zie je die grotten?" Andrea wijst op een steile rotsflank die wemelt van de gaten. "Dit hele gebergte is vanaf de basis tot aan de hoogste toppen uitgehold door enorme grottenstelsels. Ze zijn tot op een diepte van 1300 meter verkend." Na een uur lopen verdwijnt ons pad onder een gesloten sneeuwdek. In de zachte sneeuw kan mijn pickel op de rugzak blijven. Hij blijft voortdurend achter overhangende takken steken. Zo nu en dan heb ik het gevoel, dat ik een heel beukenbos op m'n rug meetors. Gelukkig wordt het bos al gauw dunner en tenslotte bereiken we via een steile sneeuwflank de graat. Plotseling wordt onze aandacht getrokken door een groep van ongeveer dertig donkere vogels, die in een dichte wolk boven de kam rondcirkelt. Het blijkt hier te gaan om de Alpenkraai; in het Italiaans heet deze vogel Gracchio Corallino, ongetwijfeld vanwege zijn koraalrode snavel. Overigens komt de Alpenkraai in de Alpen nauwelijks voor, dit in tegenstelling tot zijn kleinere broertje de Alpenkauw. "Deze vogels zijn zeer sociale en intelligente dieren, die elkaar in de lucht 'tellen' alvorens zich te verplaatsen" vertelt Andrea. "De alpenkraai nestelt bij voorkeur in grotingangen en natuurlijke schachten. In mei laten de herders zich met touwen in de schachten zakken op zoek naar kuikens, die ze vervolgens zo africhten dat ze steeds boven hun meester vliegen en met een scherpe 'tsjak'-kreet elke ongebruikelijke verschijning aangeven. Vliegende waakhonden dus. De alpenkraai vormt het beeldmerk van het natuurpark".

HuttenlevenWe zijn vroeg, dus dalen we in een gezapig tempo af naar de Rifugio Nello Conti. Het uitzicht op de marmergladde wanden rondom is adembenemend. Aan de zeezijde zien we diep onder ons de historische Via Vandelli, die zich met een eindeloze serie serpentines langs de steile flank omhoog slingert. We worden allerhartelijkst ontvangen door de nieuwe guardiano Alfredo en zijn vrouw Deborah. Zij blijken echte idealisten te zijn, die hierboven een zo eenvoudig mogelijk leven willen leiden. Er is een speciaal gebouwd motorvehikel waarmee lasten over de Via Vandelli naar boven kunnen worden vervoerd. Maar dat verspreidt zoveel stank en lawaai, dat Alfredo liever met wat vrienden zijn spullen op de rug naar boven sjouwt. Ik mag hem over een half jaar mailen om te horen of hij zijn milieu-idealisme heeft volgehouden. 's Avonds ontspint zich bij de grappa een amusante discussie over de verwarming van de hut. De kachel trekt niet meer zo goed en Alfredo wil die vervangen door een nieuw exemplaar. De oude kachel kan dan nog dienst doen in het bivakhutje naast de grote hut. "Nooit aan beginnen", waarschuwen zijn vrienden, "dan worden de houten banken binnen de kortste keren opgestookt". Andrea die uit ervaring weet hoe ijzig koud het hierboven 's winters kan zijn benadrukt de menselijke kant. "Als dat gebeurt", zegt hij, "zal er wel een goede reden voor zijn en kunnen jullie mooie banken op die manier misschien wel mensenlevens redden". Wie uiteindelijk het pleit heeft gewonnen zie ik wel als ik hier ooit weer eens terugkom.

SlededrijversDe tweede dag staat een aanslag op onze knieën gepland: de zeer steile alternatieve afdaalroute naar zee via een via di lizza. De lizza is een soort slee, die tot circa 1950 hèt transportmiddel was voor de marmerblokken, die hoog in de bergen uitgehakt werden. Voor deze sleden werden speciale paden gemaakt, waarlangs ze met meerdere tonnen marmer aan boord vaak over een hoogteverschil van duizend meter naar beneden werden getakeld. De slee rolde over boomstammetjes, die steeds aan de achterkant werden verwijderd en aan de voorkant weer werden neergelegd. De slededrijvers, de lizzatori, lieten de slee langzaam vieren aan touwen via primitieve katrollen van houten palen, de piri. Een gevaarlijk, inspannend en uiterst precies werk. Een slee, die 'uit de rails' was gelopen kon nauwelijks meer gered worden. Het transport van één vracht marmer nam drie dagen in beslag. Onze route start bij de Cave Cruze, een verlaten marmergroeve waar van 1930 tot 1950 het zo begeerde witte standbeeldmarmer werd gewonnen. Het eerste traject door de duizend meter hoge kale rotsflank is duizelingwekkend. In de wand zijn de groeven, die ontstaan zijn door het schuren van de touwen en de gaten van de piri nog zichtbaar. Ik waan me in een gigantisch openluchtmuseum voor industriële archeologie. Wat lager verdwijnt de route in een ravijn. Het pad loopt nu naast de hier wat verwaarloosde via, maar wordt nog steiler. Langs de met beukenbladeren bedekte grashellingen is het vaak meer glijden dan lopen. Maar tenslotte wordt het ravijn wat beter begaanbaar en uiteindelijk komen we uit bij het dorp Resceto, woonplaats van veel gepensioneerde lizzatori. Zij organiseren nog elk jaar in augustus een demonstratie van de ouderwetse transporttechniek. Bij de plaatselijke slager kopen we een stuk lardo, een bijzonder spek dat het favoriete eten was van de lizzatori. Het wordt ingewreven met plaatselijke kruiden en een half jaar verpakt in zout bewaard in – hoe kan het anders – marmeren kuipen. Na die tijd heeft het spek een heel bijzonder aroma gekregen. Wereldberoemd is de lardo uit het buurdorp Colonnata. Wat later sta ik aan de balie van een viersterrenhotel in badplaats Marina di Massa. Gauw een douche, schone kleren aan en nog even genieten van een strandwandeling. Na een paar honderd meter wordt het strand onderbroken door een pier. Ik loop naar het uiteinde, dat ver in zee uitsteekt. Ik laat het uitzicht op de nu rood opgloeiende bergkam, waar ik vanmorgen nog overheen liep, een tijdje op me inwerken. Pas als ik terugslenter naar het strand valt het me op: zelfs het bankje waarop twee geliefden innig verstrengeld naar de ondergaande zon zitten te kijken is van marmer.

Tekst & Foto's: Bert Vonk

Dit artikel is eerder verschenen in Bergen Magazine nummer 1 van 2008. 

Meer inspiratie

Landen en gebieden: 

Lees hier hoe jij jouw veldfles goed schoon houdt

Mee naar het Sarntal

Lees ons nieuwste nummer. Nu te bestellen!

Lees hier handige tips voor het wandelen in de bergen

Verklein je voetafdruk

Lees ons nieuwste nummer. Nu te bestellen!