De weg is weg
Op één van de laatste dagen van mijn trektocht door de Franse Pyreneeën, hadden we onze tenten opgeslagen in een dal nabij een meer. Gewapend met zaklamp en rol wc-papier verliet ik na het invallen van de duisternis het gezellige kampvuur en trok het bos in om mijn behoefte te doen. Ik ben nogal een moeilijk mens als het daar op aankomt. Semi-paranoïde als ik ben, verwijder ik mij eerst een behoorlijke afstand van het kampterrein. Daarna begin ik te zoeken naar een plaats die aan mijn hoge normen van comfort voldoet...
Zo ook deze keer. Eerst volgde ik een pad het bos in en toen ik de afstand groot genoeg achtte, verliet ik het pad en begon in het bos naar een geschikte plaats te zoeken. Niet te dicht bij het pad, uiteraard. Wie weet kwam er wel iemand langs.
Helaas lagen de plekjes niet voor het oprapen. Eén na één werden ze afgekeurd. Te dicht bij de weg, te open, niet comfortabel genoeg. En zo liep ik steeds verder het bos in, het pad voor mijn voeten verlichtend met mijn zaklamp. Uiteindelijk vond ik dan toch de ideale plek: een recent afgeknakte boom. De takken zaten er nog aan, dus de beschutting was in orde. En de boom vormde een mooie zitplaats. Ik wurmde me door wat struikjes naar de boom. Er was zelfs een takje om mijn wc-papier aan te hangen!
Een tijdje later was ik klaar. De details zal ik jullie besparen. Met mijn hoofd al bij de gezellige kampvuurgesprekken wandelde ik naar het pad. Of dat dacht ik toch. Het pad bleek echter verdacht ver weg te zijn. Héél ver. Ik bleef stil staan. Waar was ik? In het donker zien de meeste bomen er vrij gelijkaardig uit. Met mijn zaklamp op volle sterkte keek ik om me heen, maar helaas herkende ik niets.
Ik stelde een mentale kaart op van de omgeving. Ongeveer evenwijdig met het pad, liep een beekje. Haaks daarop, voorbij onze tenten, liep een kleine geasfalteerde weg rond het meer. Jammer genoeg was dat alles wat ik wist over onze omgeving. Ik had de kaart niet gelezen, dus ik wist niet hoever het bos nog doorliep. Vermoedelijk liepen er wel nog hekken door. Hoopte ik, want als ik zo'n hek of pad of beek tegenkwam, dan had ik een houvast. Dan kon ik die volgen totdat ik weer wist waar ik was...
Ik knipte mijn zaklamp uit en hurkte neer. Misschien kon ik onder de bomen het schijnsel van ons kampvuur zien. In stilte zat ik daar, zoekend naar de kleinste aanwijzing om me te oriënteren. Een zwak schijnsel van een lamp of een vuur. Een verdragende stem. Het gekabbel van het beekje. Helaas, geen glimpje licht, noch een gerucht drong door het deken van de nacht.
Op intuïtie begon ik dan maar te wandelen. Langs struiken en omgevallen bomen. Doorheen het donkere bos. Twee ogen lichtten op uit de duisternis en staarden me aan. Na een blik te hebben gewisseld, verdween het konijn weer in het donker. Ik wandelde verder.
Niet veel later, opende het bladerdak zich en stond ik op de weg rond het meer. Eindelijk een plek die ik herkende! Opgelucht keerde ik terug naar ons kamp. Ik was er in geslaagd een grote cirkel rondom ons kamp te beschrijven, maar al bij al was ik niet verdacht lang weg geweest. Ik keerde terug naar het kampvuur, tussen de tenten en het bos, weg van de weg. Eén van mijn medetrekkers keek mij vreemd aan.
“Jij was toch naar de andere kant vertrokken?”
Dit verhaal is door Jesse Buysse ingezonden voor de ‘GoMotion-schrijfwedstrijd’ op Berwijzer in het najaar van 2012. De schrijfwedstrijd met als thema ‘licht en donker in de bergen’ werd mede mogelijk gemaakt door SkiWear4All.