De rode treintjes van de Rhätische Bahn
Geen sterker icoon voor het kanton Graubünden dan de rode treintjes van de Rhätische Bahn! Schurend en piepend trekken ze onvermoeibaar van dorp naar dorp en laten ze zich niet tegenhouden door diepe kloven en hoge bergen. Langs het tracé tussen Preda en Bergün maak ik een relaxte lentewandeling waar de uitzichten op de spectaculaire spoorviaducten elkaar in rap tempo opvolgen, hoe traag ik ook loop.
Tekst & Foto's: Jonathan Vandevoorde
Eerst een stukje geschiedenis. Die van de Rhätische Bahn, een netwerk van geëlektrificeerde smalspoorlijnen door de dalen van Graubünden, is onlosmakelijk verbonden aan de figuur van Willem-Jan Holsboer. Deze Nederlandse ondernemer werd in 1834 geboren. Als jonge dertiger trouwde hij in London met de achttienjarige Margareth. Zij leed echter aan een chronische longkwaal en kreeg kort daarop het advies om in de bergen een kuur te gaan doen.
Op 28 mei 1867 arriveerde het jonge koppel in het kuuroord Davos. Ondanks de goede zorgen die Margareth daar kreeg, stierf ze in oktober van datzelfde jaar. Samen met haar toenmalige arts, Alexander Spengler, richtte Holsboer er het eerste echte sanatorium op, het Curhaus, en stond hij mede aan de basis van andere initiatieven die van Davos een mondain kuuroord hebben gemaakt. Destijds had hij er vanuit Landquart, in het Rijndal, met paard en koets zeven uur over gedaan om met zijn zieke vrouw het dorp te bereiken. Om van Davos een succes te maken was een betere ontsluiting nodig en daarom had Holsboer in 1888 de Schmalspurbahn Landquart-Davos AG opgericht. Toen de spoorlijn twee jaar later Landquart met Davos verbond, duurde de reis nog maar iets meer dan één uur! Daarmee is Holsboer de feitelijke oprichter van de Rhätische Bahn. Een plaquette in het station Davos Platz herinnert aan deze bijzondere man.
Langzaam genieten in Graubünden
Een ritje met de ‘RhB’ hoort gewoon bij elke vakantie in Graubünden. Met de trein der traagheid laat ik idyllische berglandschappen aan me voorbijglijden. Het is nog lente maar de zomer staat voelbaar op uitbarsten. De weiden staan in bloei. De moderne elektrische locomotief moet zich schrapend en sissend in de ene na de andere krappe bocht wringen om hoogte te winnen. Mijn bestemming is niet Davos maar Bergün, een prachtig dorp langs de beroemde Albulalijn, een traject van de RhB dat in 1904 geopend werd. Deze smalspoorlijn staat op de UNESCOwerelderfgoedlijst vanwege de technische bravoure waarmee de aanleg überhaupt mogelijk werd. Vlak voordat de trein het station van Filisur binnenrolt, rijdt hij het beroemde Landwasserviaduct over, 65 meter boven de dalbodem alsjeblieft. En dan meteen de tunnel in een verticale rotswand naar binnen!
Het treinmuseum van Bergün
Bij het Bahnmuseum van Bergün, enkele minuten verder, stap ik uit. De voormalige treinloods herbergt nu het toeristenbureau en het spoorwegmuseum. Hier ontdek ik het verhaal van de helden, de ingenieurs en arbeiders, die dit bouwkundig wonder mogelijk hebben gemaakt. Over een afstand van 67 kilometer verdwijnt het spoor niet minder dan 42 keer in een tunnel of een overdekte galerij en zijn er 144 viaducten gebouwd! Over Holsboer wordt in dit museum overigens nergens gerept – deze Albulalijn wordt als een kwestie van puur Zwitserse nationale trots bejegend.
Het dorpscentrum van Bergün is een plaatje. De architectuur van de schitterende herenhuizen is herkenbaar Engadiner – dus van over de Albulapas. Kleurrijk sgraffito siert de bepleisterde muren die soms meer dan 150 jaar oud zijn en prachtig smeedijzer siert de ramen. “Dat is niet altijd zo geweest”, had Werner Haas mij in het museum verteld. Werner heeft jaren voor de RhB gewerkt.
Nu klust de kwieke pensionado bij als museum- en wandelgids. “Eerst waren het houten huizen. Voor de komst van de spoorlijn was Bergün een stopplaats op de Albularoute, een belangrijke handelsverbinding tussen Italië en het noorden. Hier werden reizigers verwend, paarden verzorgd en tol geheven. Ondernemende Engadiner families hadden een soort van monopolie op de hele handel langs de route. Met de rijkdom die ze verworven hebben lieten ze hun huizen bepleisteren in de stijl van hun geboortestreek. Dat zie je in het dorp.”
Spaghettispoorlijn
“Hou je van treintjes?”, vroeg Werner mij nog, waarop hij me aanraadde een stuk van de Bahnerlebnisweg te wandelen. “Je kunt je geen beter beeld vormen van de uitdagingen waar de ingenieurs vroeger voor stonden, en de onderhoudsploegen nu nog, dan op dit pad”, bezweert hij. Eerst tuf ik omhoog naar Perla, twee haltes verderop, de laatste voor de bijna zes kilometer lange Albulatunnel.
Dan kuier ik in een paar uur door het dal bergafwaarts naar Bergün terug. Onderweg kom ik ik-weet-niet-hoeveel keren de spoorlijn tegen: een keer verdwijnt hij ergens onder mij de berg in, dan verderop zie ik hem boven mij langs de berghelling lopen en dan een viaduct over, die dan weer in een wijde boog over een andere viaduct gelegd is die aan de andere kant opnieuw in de berg verdwijnt, en dat gaat maar zo door. Negen tunnels en vijf viaducten voor hooguit vijf, zes kilometer in vogelvlucht!
Onderweg, gewapend met een dienstregeling – je wilt de trein niet missen als je hem tot drie keer toe achter elkaar het dal kunt zien oversteken! – wordt het kind in mij helemaal wakker. Deze spaghettispoorlijn is technisch gesproken ongetwijfeld het meest indrukwekkende tracé van de hele RhB, maar de naïeve verwondering blijft. Geef toe: welk kind is nu niet gek op treintjes?