Flitslicht
“Een licht, een flitsend licht.” Het is haar eerste gedachte als ze de ogen langzaam opent. “Waar ben ik? Wat is er gebeurd?” De grond voelt hard en puntig aan. Ailey probeert haar hoofd op te richten maar een flinke pijnscheut doet haar weer terugzakken. Haar rechterarm voelt verdoofd aan. Met haar linkerhand voelt ze aan haar hoofd.
In het flitsende licht ziet ze een zwart, kleverig goedje aan haar hand,… bloed. Vandaar dus die hoofdpijn. “Mijn arm, waarom voelt mijn arm zo raar aan?” Dan pas merkt ze dat haar arm onder haar lichaam ligt, in een onnatuurlijke hoek. Ze duwt zich in een andere positie zodat de gebroken arm vrij komt. Nu ze op haar rug ligt, ziet Ailey duidelijker haar omgeving. Donkere wanden, het flitsende licht, haar rugzak… Ze ligt in een put! De herinneringen komen langzaamaan terug. Ze was tijdens haar wandeltocht op een grot gestoten. Ze kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en ging de grot binnen. Na enkele meters werd het te donker. Ze wou haar lamp nemen die vast zat aan haar trekzak… Meer kan Ailey zich niet herinneren.
Alles draait. Haar hoofd voelt alsof het uit elkaar kan barsten. Ze kan niet nadenken. En dat flitsende licht, gek wordt ze ervan. Ailey ziet haar rugzak die boven aan de put ligt. Bij haar val moet de lamp op de flitsstand gesprongen zijn. “God, wat is dat licht vervelend.” Ze sluit haar ogen, maar zelfs dan merkt ze een zachte witte waas wanneer het lampje aanspringt. “Concentreer je Ailey”, fluistert ze. “Hoe kan je hier weg?” Ze bestudeert de wanden. Steil, maar met uitsteeksels. “Het moet mogelijk zijn om omhoog te klimmen”, besluit ze. “Ok, stapje voor stapje.” Met haar vrije hand richt Ailey zich op. Haar hoofd draait. Ze voelt haar hart bonken als een hamer. “Nu helemaal rechtop Ailey!” Dan weet ze al dat haar poging op niets zal uitdraaien. De pijn in haar hoofd is ondragelijk. Haar arm bengelt hulpeloos naast haar lichaam. “Komaan”, pomp ze zichzelf moed in, “het kan niet meer dan een zestal meter zijn.“ Schuifelend bereikt Ailey de wand. Ze neemt een stukje uitstekende rots, plaatst haar voet in een holte en trekt zich op. Ailey hapt naar adem, iets in haar hoofd knapt, dan stilte.
Ailey zit aan het ontbijt, buiten aan hun vakantiehuisje tussen de bergen. De hemel ziet blauw, ze geniet van de eerste zonnestralen op haar gezicht. De tafel is gedekt met cornflakes, pistolets, fruitsap en croissants. Ze lacht vrolijk om de grappen die Kyran vertelt. Ze is perfect gelukkig. Een flitsend licht doorbreekt de droom. Ailey krijgt met moeite haar ogen open. Haar oogleden plakken aan elkaar door tranen en vuil. Haar mond is kurkdroog. Ze raspt haar tong langs de tanden om zo extra speeksel aan te maken. Het beetje water is nog niet voldoende om haar tong nat te maken. Aan haar maag te voelen, is er al een hele tijd voorbij gegaan sinds haar wandeltocht. “Honger.” Ze denkt terug aan haar lievelingsgerecht. Ailey glimlacht. In de schemerzone tussen wakker en bewusteloosheid zit ze terug met haar familie naast de kerstboom met de fonkelende lichtjes op een winterse zondagmiddag te genieten van warme appeltaart met hete, zelfgemaakte chocomelk. Ze rilt, de temperatuur in de grot is snel gezakt. Dan niets meer.
“Aargh”, huilt ze. Weer dat flitsende licht. “Ik haat het hier, ik haat dat licht, ik wil hier weg.” Ze denkt terug aan Kyran, haar vriend, de man met wie ze de rest van haar leven wilde doorbrengen. Ze denkt terug aan het gesprek dat ze gisteren hadden. Ze had een beetje angstig het onderwerp aangesneden, bang om wat hij zou zeggen. Het antwoord maakte haar nochtans overgelukkig: “schat, ik wil enorm graag kinderen met jou”. Nu zou ze nooit weten wat het is om moeder te zijn, om het perfecte gezinnetje te hebben. Nee, ze moet het nogmaals proberen. Ze moet uit de grot zien te raken. Ze verzamelt al haar krachten. “Komaan”, pept ze zichzelf op, “je kan dit”. Ailey richt zich op en sleept zich weer richting de wand. Beetje bij beetje. “Recht, op je voeten”, mompelt ze. Ze probeert zich op te richten, maar zakt onmiddellijk weer in elkaar. De grot danst en spint, het flitsende licht als een strobo. Dan moet ze het onvermijdelijke toegeven: ze zal hier sterven. Ailey zakt weer weg, half buiten bewustzijn vervloekt ze dat verdomde licht, haar metgezel in haar laatste uren.
“Er flitst hier een licht!” Vanuit de verte klinkt een stem. Ailey weet niet of ze wakker is of opnieuw droomt. Een felle lamp schijnt over de rand van de put. “Ja, ze is hier, ik heb haar gevonden!”
“Kyran”, lacht ze. Ze sluit haar ogen, maar geniet van de schijn door haar oogleden, “hemelse licht”.
Dit verhaal is door Tom Schoutteet ingezonden voor de ‘GoMotion-schrijfwedstrijd’ op Berwijzer in het najaar van 2012. De schrijfwedstrijd met als thema ‘licht en donker in de bergen’ werd mede mogelijk gemaakt door SkiWear4All.