Met de Kanarie door de  Franse Pyreneeën. foto T Joosten

Met de Kanarie door de Franse Pyreneeën

In tegenstelling tot veel andere valleien presenteren de Pyreneeën zich in de Cerdagne als een open gebergte. Het is een zonovergoten streek die vrij uitzicht biedt op de omliggende toppen.

De Petit Train Jaune, bijgenaamd le Canari, rijdt er al bijna een eeuw lang dwars doorheen. Het ultieme boemeltreintje is niet alleen een van de symbolen van de Catalaanse Pyreneeën, maar ook een ontspannen manier om kennis te maken met dit mooie gebied.

Foto's en tekst: Ton Joosten

De Pyreneeën zijn voor een groot deel een gesloten gebergte. Kleine, smalle valleien met steile hellingen ontnemen het zicht op de hoge, kale toppen. Zo laten de hoogste bergen zich enkel zien aan de wandelaar die de moed heeft de bewoonde wereld te verlaten. De Pyreneeën geven hun geheimen niet zomaar prijs. Toch is er ook een gebied, dat een uitzondering vormt op de regel: de Cerdagne. Een streek waar de Pyreneeën zich van een heel andere kant laten zien. Uitgestrekt, open, zonnig, vriendelijk. Een onmetelijk hooggelegen steppegebied direct ten oosten van Andorra. 's Zomers is het er droog en zonnig, terwijl het er in de winter zo koud is dat de wintersport veel mogelijkheden biedt.

In de Cerdagne spelen de bergen geen verstoppertje. Het is alsof de Pyreneeën je met open armen ontvangen. De Cerdagne is een curieus gebied, omdat het door de mens in een Spaans en een Frans deel is gesneden. Bij het in 1659 gesloten Verdrag van de Pyreneeën, toen de grens tussen Frankrijk en Spanje definitief werd vastgesteld, werd de Cerdagne in tweeën gesplitst. Het Spaanse deel wordt La Cerdanya genoemd, het Franse deel Le Cerdagne.

Overal in de Cerdagne kan men ver van zich afkijken. De horizon wordt in het Spaanse deel afgebakend door de langgerekte, kalkstenen muren van de Serra del Cadí. In het Franse deel zijn het toppen als de Pic Carlit – met 2921 m de hoogste top van de oostelijke Pyreneeën – en enkele hoge grenstoppen, die in het oog springen.

Kanariegeel

Wie een goede indruk van de Cerdagne wil krijgen, hoeft de wandelschoenen niet per se aan te trekken. De trein is een  uitstekend alternatief voor het bekijken van deze regio. De zogeheten Petit Train Jaune (in het Catalaans El Tren Groc) snijdt dwars door de Cerdagne en verbindt het hoge gedeelte van het gebied met de Rousillon in het oosten. De lijn loopt van het bergdorpje Latour-de-Carol naar Villefranche- de-Conflent. Slechts drieënzestig kilometer lang is het traject. De niets vermoedende toerist die het treintje in bedaard tempo door de uitgestrekte vlakten ziet rijden, zal  denken dat het hier gaat om een speciaal voor de bezoekers gemaakte attractie.

Gelet op de vrolijke kleuren (kanariegeel met een bloedrode streep; de kleuren van de Catalaanse vlag) en de lage snelheid (gemiddeld dertig kilometer per uur) een logische gedachte. Toch heeft het ontstaan van de Petit Train Jaune niets met het toerisme te maken. In het begin van de twintigste eeuw ontstond de behoefte om een goede verbinding te maken tussen de Cerdagne en de Rousillon. Latourde- Carol had een treinverbinding naar het noorden met Toulouse en Parijs, in Villefranchede- Conflent kon men de trein nemen richting Middellandse Zee, maar het gebied tussen de beide plaatsen was een niemandsland. In 1903 begon men met de aanleg van de lijn. Het stuk tussen Villefranche-de-Conflent en het hooggelegen Mont-Louis was in 1910 klaar voor gebruik, maar de voltooiing van het complete tracé moest wachten tot 1927. De aanleg was voor die tijd een huzarenstuk. Een hoogteverschil van meer dan 1100 meter moest worden overbrugd, negentien tunnels moesten worden aangelegd plus een paar monumentale bruggen.

De paradepaardjes van het traject zijn de bruggen Pont Gisclard (een grote hangbrug) en het uit twee etages bestaande viaduct Pont Séjourné. Als de Petit Train Jaune over een van deze architecturale hoogstandjes rijdt, is het net een speelgoedtreintje. Lange tijd is Le Canari, de Kanarie, zoals de Petit Train Jaune ook wel wordt genoemd, rendabel geweest. Na de aanleg van de N116 in de jaren zestig en de opkomst van het autoverkeer nam het aantal passagiers echter drastisch af. Het einde van een van de symbolen van de Catalaanse Pyreneeën leek nabij, maar gelukkig besloot men een doorstart te maken: de trein werd een toeristische attractie. Het bleek de redding van het treintje. Tegenwoordig maken 400.000 bezoekers per jaar gebruik van de trein die plaats heeft voor maximaal 287 passagiers. Bijzonder is dat in de zomer een van de treinstellen open is en dat men dus ongehinderd de omgeving kan bekijken.

Boemeltrein

De Petit Train Jaune is een boemeltrein in optima forma; de snelheid is laag en ruim twintig stations worden aangedaan.  Tijd verliest zijn betekenis als je met deze trein reist. Over het hele traject doet hij bijna drie uur! Het meest indrukwekkende deel van het ritje ligt in het oostelijk deel. Juist daar moet de trein hard werken om het enorme hoogteverschil te overbruggen. Door een nauwe trechter baant hij zich een weg omhoog om vervolgens in de Cerdagne als het ware op adem te komen. De reis vormt een mooie overgang van het nogal ruige, ingesloten landschap in de Conflent naar de open Cerdagne waar de Pyreneeën je lijken toe te lachen. Nogal wat toeristen zijn overigens niet alleen geïnteresseerd in het ritje zelf, maar gebruiken de trein als instrument om bezienswaardige plaatsen te bekijken.

Velen kiezen daarbij voor een bezoek aan Mont-Louis, het hoogst gelegen vestingdorp van Frankrijk. De Franse bouwmeester Vauban (1633 – 1707) heeft na het sluiten van het Verdrag van de Pyreneeën ter verdediging van het Franse grondgebied op strategische plekken forten gebouwd. Zo werd het dorp Mont-Louis geheel ommuurd en ook het middeleeuwse plaatsje Villefranche-de- Conflent werd een vestingdorp. In juli 2008 zijn twaalf van de meest toonaangevende werken van Vauban op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst. Mont-Louis en Villefranchede- Conflent horen bij deze toppers. Het is bepaald niet uitgesloten dat ook de Petit Train Jaune en het hele traject op de lijst wordt opgenomen. De aanvraag is nog in behandeling.

Minderheid

Een kleine minderheid gebruikt de Petit Train Jaune om bij de startplaats van een bergwandeling te komen. Nadeel is dat er maar een paar treinen per dag vertrekken en op de lange reistijd knappen ook veel wandelaars af. De meest voor de hand liggende halte is die van het dorp Thuès-entre-Valls, dat aan de voet ligt van de Gorges de la Carança. Dit is een nauwe kloof, die indruk maakt met zijn steile wanden en bijna exotische begroeiing. Lange tijd ondoordringbaar, maar doordat men in een deel van de kloof een pad in de rotsen heeft uitgehakt en een aantal loop- en hangbruggen heeft aangelegd, ligt de spectaculaire wandeling binnen het bereik van elke bergwandelaar. Een prachtig stukje natuur waarbij men het treintje kan gebruiken als aanloop naar de startplaats. Maar de meeste toeristen kiezen voor het treintje zelf, de gemoedelijkheid, de  verbazingwekkende uitzichten en de bezienswaardigheden langs het traject. Ik kan ze geen ongelijk geven.

Vervoer

Per trein kan men bij beide startplaatsen komen. Vanuit Parijs gaat een nachttrein naar Latour-de- Carol. Voor Villefranche-de-Conflent gaat men via Parijs naar Perpignan, waar men de trein neemt naar Villefranche-de-Conflent. Met de auto over de Autoroute du Soleil naar Perpignan en vervolgens over de N116 naar Villefranche- de-Conflent of via Toulouse en dan over de N20 zuidwaarts. Door de Tunnel de Puymorens doorsteken naar Latour-de-Carol.

Meer informatie

Hier vind je de dienstregeling van de Petit Train Jaune. Meer informatie is ook te vinden bij de SNCF of hier te vinden.

Bouwwerken van Vauban: de Franstalige website over de Vauban geeft een overzicht van de bouwwerken van Sébastien le Prestre de Vauban en gaat ook over de plaatsing van twaalf van zijn realisaties op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.

Bezienswaardigheden

  • Villefranche-de-Conflent: de verdedigingswallen (die bezocht kunnen worden, waardoor men rondom Villefranche kan lopen) zijn nog helemaal intact en geven het dorp een middeleeuwse uitstraling. Prachtige Rue Saint-Jean, met talloze boetieks. De uit de twaalfde eeuw daterende Eglise Saint-Jacques is ook een bezoekje waard. Hoog boven het dorp het Fort Libéria, een in 1681 gebouwde burcht om het kwetsbaar geachte Villefranche te verdedigen. Te bezoeken per jeep-taxi of via een ondergrondse trap.
  • Mont-Louis: net als Villefranche geheel ommuurd. Door de hoge ligging  (1600 m) heeft men fraaie uitzichten op de grenstoppen van de Pyreneeën.

Kaarten

The Pyrenees, 1:250.000: routekaart uitgegeven door The Rough Guide.
IGN Carte de Randonnées, no 8: Cerdagne – Capcir / no 10: Canigou, 1:50.000

Publicaties

De 100 mooiste dagwandelingen in de Pyreneeën – deel 2: Centrale en Oostelijke Pyreneeën, Ton Joosten, ISBN 9789038918228: wandeling nr 44: Gorges de la Carança.
Dit artikel is eerder verschenen in Bergen Magazine nr 2 2009

Meer inspiratie

Lees hier hoe je je perfect kan voorbereiding op je bergwandeling

Ben jij benieuwd hoe je makkelijk de winter doorkomt?

Lees hier hoe jij jouw veldfles goed schoon houdt

Lees hier welk biertje het beste bij jou past