Minder sneeuw voor de wintersport?
Sneeuwexperts uit de hele wereld waren dit najaar te gast in Oostenrijk. Van 7 tot 12 oktober 2018 vond in Innsbruck de wereldwijd grootste conferentie plaats over sneeuw en lawines. Onderwerp van gesprek was natuurlijk de opwarming van het klimaat. Wat betekent dat voor de sneeuw in de wintersportgebieden?
Tekst: Harry Geurts
Terwijl de thermometers in de bekende wintersportgebieden nog bijna tropische waarden aanwezen kwam het Oostenrijkse KNMI, het ZAMG met minder goed nieuws voor de skiliefhebbers. In het steeds warmere klimaat zal het aantal dagen met een natuurlijk sneeuwdek en de dikte van de sneeuw op termijn verder afnemen. De veranderingen zijn het grootste in de dalen en op middelbare hoogte. De jaar op jaar variaties in de sneeuwbedekking zijn echter groot. Dat blijkt ook deze winter weer, met recordhoeveelheden sneeuw in de Alpen. Over de sneeuwhoeveelheden in de komende tien jaar zijn daardoor geen voorspellingen te geven maar dat het op langere termijn minder gaat sneeuwen lijdt geen twijfel. Dat meldt het ZAMG op zijn website. De conclusies zijn in lijn met eerdere prognoses van het klimaatpanel IPCC dat stelt dat de hoogte van de sneeuwgrens de komende decennia stijgt. De hoogte daarvan schuift met 100 tot 150 meter per graad opwarming bergopwaarts.
Sneeuw(val)grens
Meteorologen en lawine-experts maken onderscheid tussen de sneeuwvalgrens en de sneeuwgrens. De sneeuwvalgrens is de hoogte boven de zeespiegel waarop de neerslag in de vorm van sneeuw of natte sneeuw valt. De sneeuwgrens is de hoogte waarop sneeuw op veel plaatsen altijd blijft liggen. Het is daar zo koud dat de sneeuw nooit verdwijnt en steeds weer wordt aangevuld met verse sneeuw. Onder de sneeuwvalgrens valt de neerslag in de vorm van regen. Het nulgradenniveau, de hoogte waar boven het vriest, ligt meestal zo’n 300 meter boven de grens waar regen overgaat in sneeuw. Sneeuw kan immers al vallen bij temperaturen van enkele graden boven nul. Het nulgradenniveau kan in de bergen van plaats tot plaats sterk verschillen. Lokale (val)winden, zoals de föhn, kunnen veel invloed hebben, maar ook door aanhoudende neerslag kan de lucht afkoelen en de hoogte waarop het vriest zakken. De variërende hoogte van de sneeuwvalgrens is in de bergen een belangrijk onderdeel van de dagelijkse weerberichten. Voor de bewoners is het van groot belang te weten vanaf welke hoogte sneeuw blijft liggen en waar het glad kan worden. De sneeuwvalgrens zakt vooral wanneer koude lucht vanuit het noorden wordt aangevoerd. In het noorden van Europa ligt het niveau waarop sneeuw meestal lager dan in het warmere zuiden.
Eeuwige sneeuw
De ondergrens van de eeuwige sneeuw, de sneeuwgrens dus, ligt in de poolstreken ongeveer op zeeniveau, in de Alpen op een hoogte van ongeveer 3000 meter en in de tropen op meer dan 5000 meter hoogte. De hoogte van de sneeuwgrens hangt niet alleen af van de hoeveelheid sneeuw die in een gebied valt, maar ook van lokale omstandigheden, zoals beschutting tegen wind en zon. Op een berghelling die altijd in de schaduw ligt, smelt de sneeuw minder dan op een helling waar de zon kan schijnen. Men spreekt daarom ook wel over de regionale sneeuwgrens. Dat is de ideale sneeuwgrens waarbij de lokale invloeden niet meespelen. Dat geeft een beeld van de gemiddelde sneeuwhoogte in een bepaald gebied over een langer tijdsverloop.
Hoogste weerwaarnemer met pensioen
Mede dankzij de weerwaarnemers op de Zugspitze, met zijn 2960 meter boven de zeespiegel de hoogste berg van Duitsland, zijn we de afgelopen decennia veel te weten gekomen over sneeuw in de Alpen. De Deutscher Wetterdienst heeft de waarnemers met de hoogste arbeidsplek onlangs echter de wacht aangezegd. De laatste jaren zijn wereldwijd steeds meer meteorologische waarneemposten geautomatiseerd en nu is dus ook de Zugspitze aan de beurt. De menselijke waarnemingen zijn daar op 1 juni 2018 gestopt. Dat was zeker voor Norbert Stadler die het licht uit mocht doen een emotioneel moment. Hij heeft 40 jaar lang zijn diensten gedraaid in de houten waarneemtoren in een ruimte van 16 vierkante meter met een kookplaatje en een opklapbed. Bepaald niet de meest comfortabele werkplek maar wel een locatie met een rijke geschiedenis. Voor de Deutscher Weterdienst doet hij verslag van de beangstigende onweersbuien, windstoten tot 335 kilometer per uur (12 juni 1985) en het meteorologische dieptepunt van minus 35,6 graden. Uitgerekend in afscheidsjaar 2018 zijn nieuwe records bijgeschreven. In de plus dus: in april 2018 steeg het kwik op de Zugspitze tot 5,6 graden! Maar nu mist hij de bergen sneeuw die sinds begin dit jaar op de Zugspitze vallen!
Harry Geurts is oud persvoorlichter van het KNMI en redacteur van Het Weer Magazine