Zomertocht naar de bron van de Rijn
Het Lai da Tuma, vlak bij de Oberalppass, is een weelderig gevormd meertje dat ligt ingebed tussen grijze rotstoppen. Men zegt dat daar de Rijn ontspringt. Alhoewel dat niet helemaal klopt, want er zijn meerdere bronnen, is het wel een van de meest verrukkelijke plekjes in de regio Disentis Sedrun.
Tekst Noes Lautier & Foto’s Robert Eckhardt
Er leiden verschillende paden naar het Lai da Tuma. De route vanaf de Oberalppass is zonder twijfel de mooiste. Hij begint op de pas, waar een replica van de vuurtoren van Katwijk aan Zee staat. Bij die plaats mondt de Oude Rijn uit in de Noordzee, na een reis van 31 dagen en 1230 kilometer vanaf het Lai da Tuma. Ik ben met Robert onderweg, die van elke wandeling een avontuur maakt door enkele aantrekkelijke varianten toe te voegen. Roberts gedrag is dus heel voorspelbaar, net als dat van Pavlov. Zodra hij een berg ziet, wil hij hem beklimmen. Zo ook onderweg van de Oberalppass naar de bron van de Rijn.
Uitzichtsberg Pazolastock
Er valt dus niet te ontkomen aan de variant via de Pazolastock (2739 m), een populair topje met een magnifiek uitzicht. Het pad slingert in lekkere zigzags steil omhoog door bloeiende alpenweiden. Het dal ligt verstopt onder een nevelmeer dat langzaam oplost in de zon. De naam Pazolastock is nogal overdreven voor de bult waarop we na anderhalf uur staan, maar Roberts scherpe ogen zien een nieuwe uitdaging. Iets verderop, als het ware voor het grijpen, ligt de Rossbodenstock (2835 m). “Doen?”, vraagt Robert hoopvol. Spijt hebben we pas wanneer onze voeten branden en het eindpunt nog niet in zicht is, “maar dan hebben we die berg tenminste op zak”, zeg ik optimistisch. Het pad is steil en stenig. Het hoogteverschil is slechts 150 meter, maar omdat de graat lang is, doen we er een uurtje over. Op de top staat een overdreven groot metalen kruis. Er komen hier weinig Nederlanders, zien we in het topboek dat in een metalen kistje zit. Dat moet beter kunnen, dus hierbij een oproep: beklim de Rossbodenstock! Het uitzicht is fabuleus. Witte wolken omhullen de bergen. Naar alle windstreken strekken zich groene dalen, puntige rotstoppen en sneeuwbedekte bergflanken uit. De hele Surselva, zoals dit deel van Graubünden heet, ligt aan onze voeten.
Bron van de Rijn
Op de afdaling strijken we neer op het gezellige terras van de Badushütte. “Jij ook Birnenbrot?”, vraag ik. De volgende stop is bij het Lai da Tuma, een kwartiertje verderop. Hier is het dus, hier begint een van de levensaderen van Europa. Wat een oogstrelende plek. Blinkend wit wollegras steekt boven het groen uit; ertussenin glinstert het meer. Het water ritselt zachtjes in de lichte bries. Eens kijken of we kunnen ontdekken hoe het echt zit met de bron van de Rijn. De ene deskundige zegt dat het water uit de aarde opborrelt, ergens op de bodem van het meer, anderen beweren dat het meertje gevoed wordt door de beekjes die als een fijn netwerk van de berghelling stromen. “Volgens mij hebben ze allemaal gelijk”, concludeer ik. “Laten we via de Maighelshütte teruglopen”, zegt Robert onschuldig. “Daar ben ik nog nooit geweest en het is maar anderhalf uur langer.” Een prachtig aangelegd pad loopt licht bergopwaarts naar de hut. Ook op dit terras is het druk. We bestellen Bündnerfleisch. Robert vouwt de kaart open: “Kijk, deze hut heeft een huisberg, Piz Cavradi, die heb ik nog niet beklommen en het is hooguit anderhalf uur heen-en-weer.” Daar is Pavlov weer, maar ik trap er niet in. Morgen is er weer een dag met andere bergen.