De eerste bergbeklimming van Frank Peters
Frank Peters, geboren in 1976, woont in het centrum van Dordrecht. Volgens hem de mooistse stad van Nederland. Hij woont daar met zijn vrouw en twee dochters. Meestal trekt Frank alleen de bergen in, zonder zijn vrouw en kinderen. Frank Peters' verhalen van zijn bergtochten lees je regelmatig op Bergwijzer in de rubriek 'Verhaal achter de foto'.
Wat herinner je je nog van je eerste bergbeklimming?
Mijn eerste kennismaking met de bergen was een tocht naar de ‘Drie Punten’ de ‘TrePunte’ boven het dorpje Cesiomaggiore in de Dolomieten. Voor de inwoners van het dorp zijn de ‘TrePunte’ een icoon, mede omdathet geen gemakkelijke opgave is om er te komen. De weg ernaartoe is zeer slecht onderhouden en loopt langs enkele gapende afgronden. Zelfs mijn compagnon IdoBrandalise, dieinCesiomaggiore is geboren, had er moeite mee, maar uiteindelijk bereikten we de top. Mijn eerste echte berg, bijna 2000 meter hoog en met een schitterenduitzicht. Ik was 16 jaar en sindsdien voor altijd verliefd.
Helaas kreegik tijdens de afdaling een paar flinke blaren.Op mijn hielen had zich aan beide kanten een brede hoefijzervormige rand van dikke gespannen blaren gevormd.Ook onder het draaipunt van mijn voeten zatten dikke blaren en de huid van mijn kleine tenen was er helemaal af. Ido bleek echter minder onder de indruk. ‘Frank man, wat zit je nou te zeuren, je hebt niet eens bloed’. Het duurde bijna een week voordat ik weer normaal kon lopen, maar het was de ontbering waard. Daarna heb ik nog vele mooie en vermoeiende tochten gemaakt, maar zo pijnlijk als die eerste zijn ze gelukkig nooit meer geweest.
Wat is je meest indrukwekkende beklimming geweest?
De meest indrukwekkende beklimming is mijn mislukte poging op de Mont Blanc. Een ‘wandelberg’ had ik ergens gelezen, maar na de ‘Grand Couloir’, het rotsklimmen tussen de Tête Rousse- en de Goutierhut en de enorme windstoten tijdens een sneeuwstorm had ik het wel gezien. Alpinisme is voor echte mannen.
Met wie ga je meestal de bergen in?
Het liefst ga ik alleen de bergen in, zodat ik me helemaal kan concentreren op fotograferen. Als ik met anderen de bergen in ga is het of met cursisten van mijn Fotoworkshop of met mijn beste vrienden.
Wat vind je het leukste aan bergbeklimmen?
De vrijheid van het bergleven en de uitzichten.
Wat vind je het moeilijkste aan bergbeklimmen?
Naar beneden gaan en terug naar Nederland rijden.
Wat is je grootste bergprestatie geweest tot nu toe?
Over grootste bergprestaties hoef ik het niet te hebben, want die heb ik niet. Mijn Mont Blanc avontuur is jammerlijk mislukt en mijn eerste vierduizender was de Breithorn in Zwitserland, met Unox muts. Mijn grootste wandelprestatie wil ik wel graag noemen. Dat is een Voetreis naar Rome (vanaf Maastricht), waarin ik in mei, met nog veel sneeuw op de passen, de Alpen ben overgestoken. Ik deed de tocht in 1999 op 23 jarige leeftijd en bereikte na drie maanden eindbestemming Rome.
Hoe motiveer je jezelf om op moeilijke momenten toch door te gaan?
Het licht in de bergen is altijd een motivatie om nog even een stukje harder te lopen en een mooie plek voor een foto nog net even sneller te bereiken. Daarna kan de gedachte aan een colaatje in de volgende berghut ook al wonderen doen.
Waardoor is je liefde voor bergen en klimmen ontstaan?
Haha, die liefde ontstond waarschijnlijk al heel vroeg door het kijken naar Heidi en Peter. Dat waren mijn eerste beelden van bergen. Toen vond ik het al mooi en op mijn 16e ben ik voor het eerst naar de Dolomieten gegaan met de familie Brandalise, waarvoor ik ze nog steeds dankbaar ben.
Wie is je voorbeeld?
Voorbeelden heb ik niet echt, maar wel mensen die me hebben geïnspireerd. Het boek ‘Op zoek naar Evenwicht’ van Ronald Naar heb ik verslonden. Ook ‘NangaParbat, alleen naar de Top’ en het verslag over de Everest beklimming zonder gebruik te maken van extra zuurstof van Reinhold Messner vond ik fascinerend. Op fotografisch gebied kijk ik graag naar de foto’s van Menno Boermans. Knap werk. En het ook werk van Marc Adamus vind ik van een bijzonder hoge kwaliteit.
Welke berg zou je ooit nog eens willen beklimmen?
Ik zou nog graag een periode willen doorbrengen in de Pyreneeën, in Tibet en Nieuw Zeeland, om daar verschillende berggebieden te fotograferen en mooie tochten te maken.
Welke andere bergsport lijkt je uitdagend om een keer te doen?
Als mijn conditie het zou toelaten lijkt het me schitterend om deel te nemen aan de zogenoemde 100 km runs in het Lake District, maar ik zou al blij zijn als ik het 5 km vol houd.
Heb je nog een bijzondere of onbekende wandel/klimtip?
De tocht van Cimonega naar Brendol via ‘Busch del Frater’, ‘Het gat van de Monnik’, vernoemd naar een monnik die in vroeger eeuwen met zijn kudde schapen is verongelukt en in het ravijn is gestort, in het nog onontdekte ParcoNazionaleDolomitiBellunesi is heel spectaculair, maar ik zou er mijn kinderen nooit mee naartoe nemen. Het pad is net twee voeten smal en op een paar centimeter kijk je in een gapende afgrond. Ik sta altijd weer te trillen als een rietje als ik erlangs loop, maar een bijzondere ervaring is het zeker.
Heb je wel eens bijzondere dingen meegemaakt in de bergen?
Errera-Brendol, gelegenin het nationale park van de Bellunese Dolomieten, is een enigszins vlak plateau omringd door bergen, een soort badkuip op 1700 meter, perfect om te voetballen. In een vlaag van overmoed dacht ik de bal zo’n keiharde punter te geven dat ie over de boerderij zou vliegen. Ik nam een aanloop en trapte zo hard als ik kon, maar de bal bleef liggen. Geen centimeter verschoven. Daarentegen maakte ik een halve salto. Vlak voor de bal, stak verscholen in het gras een venijnig rotspuntje net boven de grond uit. Mijn ‘teamgenoten’ lagen dubbel, maar mijn tenen ook. Toen ik mijn schoenen uit trok viel ik bijna flauw van de pijn. Gelukkig had één van de gasten in de hut EHBO gehad. Hij pakte een plankje, schoof het olijk onder mijn voet en bond het vast met een verbandje. ‘Valt wel mee, waarschijnlijk een beetje gekneusd, binnen een paar dagen weer over’, vertelde hij. Ik was 17, ik geloofde hem. Zoals elke nacht sliepen we ook deze keer weer boven de koeien in het hooi op een vlondertje, maar toen ik de volgende ochtend een beetje slaapdronken (of was het nog de grappa) wakker werd kon ik heel mijn been niet meer bewegen. En niet eens omdat de pijn zo verlammend was, maar omdat het plankje klem was komen te zitten tussen de vliering en de balk van het schuine plafond. Na wat pijnlijk gewroet kwam het plankje los en schrok ik van het aangezicht van mijn tenen. Het was duidelijk dat ik zo snel mogelijk naar beneden moest. De enige manier waarop dat kon was met de traktor van de eigenaar van de koeien. Stuiterend over een steil bergweggetje ben ik naar het dal vervoerd en naar het ziekenhuis in Feltre gebracht. Daar bleek een operatie nodig, omdat ik een scheur had opgelopen in mijn grote teen en de twee naastliggende tenen had gebroken. Het eerste dat ik na de diagnose kreeg waren overigens geen pijnstillers, maar een washand en zeep. De nachten boven de koeien hadden z’n tol geeist.
Foto: Het Pad van de Monnik, Tussen Cimonega en Brendol, Parco Nazionale Dolomiti Bellunesi, Italie