De bergen zijn geweldig

Een ritmisch geluid van staal tegen staal klinkt in mijn oren. Ook ik klik mijn beveiliging om en trek me aan een uitstekend stukje rots omhoog. Voor mij klimt oudste. Manlief en jongste zijn zo’n twintig meter voor ons. Zien doen we ze niet meer, we kunnen ze alleen nog maar  horen. Langzaam trekken de wolken als een deken om ons heen. Ik heb dorst, maar mijn flesje drinken is leeg. Oudste lijkt gedachten te kunnen lezen en staat stil. Ik zie hem zijn hand naar zijn drinkflesje brengen en na een teug overhandigt hij mij zijn waterflesje. We kijken elkaar een kort ogenblik aan. Het is genoeg om ook bij hem een sprankje zorg in zijn ogen te ontdekken. Het is al laat... Té laat eigenlijk voor het mooie.

Auteur: G. Benjamins

Ik beveel mezelf dus om rustig te blijven en eventjes (20 seconden maar) uit te rusten. Ik tuur naar boven en tussen flarden wolkenvelden door zie ik manlief staan. ‘Kom!’ wenkt hij, ‘nog eventjes!’ Ik geef oudste een zetje tegen zijn been en wijs omhoog. Samen klauteren we nog wat meters omhoog.

Dan klimmen we om een massieve muur heen en eventjes moet ik slikken. Hier is geen ‘normale’ afgrond, maar een richel die in het niets lijkt te zweven! In mijn maag ontstaat langzaam een knoop. Ineens duiken 4 kraaien  naar onze hoofden en ik zie oudste een afwerende beweging maken met zijn arm. Ze zullen toch niet gaan áánvallen? Ik schud mijn hoofd en klim snel naar oudste toe.

En dan, ineens, staan we op de top. We koppelen onze beveiliging los en lopen wat onwennig naar het kruis. Veel tijd voor een (gebruikelijke) foto is er niet, we moeten door! Manlief loopt gedesoriënteerd rond. Dat alleen al geeft me een onrustig gevoel. Al het zicht is verdwenen door de toenemende wolken en ook zelf verdwijnen we af en toe in de grijze massa.

We besluiten een andere route naar beneden te nemen. We móeten sneller naar beneden, want wolken betekent ook vroeger donker, en wellicht ook slechter weer. De noordzijde van de berg staat bekend als ‘risicovol, gevaarlijker, minder goed beveiligd...’. Dát willen we dus helemaal niet! We dalen langzaam af en ik krijg steeds meer buikpijn. Dit voelt niet goed. Ik zie ook manlief twijfelen. Dan komt het moment dat we weer moeten beveiligen. Sommige delen ontbreken en dat wát er al staat of hangt ziet er niet veilig uit. Na 20 meter draait manlief zich resoluut om en beveelt ons terug, omhoog. Ik kijk hem aan en hoewel ik weet dat hij gelijk heeft, breek ik. Mijn buikpijn is erger geworden. Ik ben misselijk en mijn benen trillen.

‘Naar boven? Nu nog?’ Hoor ik mezelf uitroepen. ‘Man, het is  bijna half vijf! Hoe laat denk je dat we dan op de top zijn, laat staan in de hut?’ Paniek kruipt omhoog en ik begin langzaam te geloven dat we de nacht op deze berg moeten doorbrengen...

‘Het maakt me geen bal uit,’ barst hij. ‘Dit is me niet veilig genoeg. We gaan terug en nemen dezelfde kant als heen omlaag.’ Het laatste klinkt als een bevel, maar hij heeft gelijk.

Mijn darmen protesteren en ineens voel ik dat ik niets meer tegen kan houden. In paniek koppel ik mijn beveiliging los en ruk mijn broek omlaag. Van boven en van onder komt alles eruit. Ik zit op mijn hurken te snikken als een klein kind. Manlief scheurt een gedeelte van de kaart af, het dienst als wc-papier.  Als ik weer wat tot rust ben gekomen, maan ik mezelf tot lopen.

De kinderen zijn ondertussen door geklommen. Plotseling hoor ik oudste schreeuwen: ‘Er zijn nog twee mensen op de top!’  Verbijsterd kijken manlief en ik elkaar aan. Ik krabbel overeind en bikkel door. Ineens staan we oog in oog met twee andere klimmers. We herkennen elkaar vanuit de eerste hut en terwijl ik mezelf op een steen laat zakken voel ik dat de tranen over mijn wangen lopen. Handen worden geschud, zakdoekjes aangereikt en ik voel me iets rustiger worden. Met z’n zessen dalen we naar beneden af.

Maar één keer verlies ik mijn evenwicht en smak op mijn rug. Mijn onderrug voelt aan als wrakhout en mijn knie en polsen bloeden. Als we om 19.30 uur in de hut arriveren worden we onthaald als verloren zoons en dochters. We worden op banken gezet, krijgen drinken en niet veel later worden dampende borden vol met eten voor onze neus geschoven. Buiten is het donker. De hut wordt langzaam door de wolken opgeslokt.

De volgende ochtend staan we om 07.00 uur voor de hut. De lucht is blauw, de zon komt achter onze berg van gisteren omhoog. Ik adem diep de heldere berglucht in. Een gevoel van geluk stroomt door me heen.

De bergen zijn geweldig!

Deze reportage is een van de inzendingen voor de Patagonia - schrijfwedstrijd

 

Beniewd waarom Innsbruck zo populair is onder de jongeren?

Monte Bianco di Courmayeur

Bijvoorbeeld de hoogste bergen van Italië?

Ben jij benieuwd hoe je makkelijk de winter doorkomt?

Mee naar het Sarntal

Lees ons nieuwste nummer. Nu te bestellen!