gele brem in glooiend landschap

In het voetspoor van katharen en pelgrims

De provincie Lleida in Catalonië herbergt een hoop geschiedenis. Je loopt er over eeuwenoude wegen, langs oude verhalen over heiligen en katharen. Camino’s voor de rustzoeker.

Tekst en foto's Jessica de Korte

Ignatius van Loyola heeft een dramatische, spirituele ervaring in een grot met uitzicht op de geweldige berg Monserrat. Hij verblijft er tien maanden en gaat dan verder naar Het Heilige Land. Wat hij begin van de zestiende eeuw meemaakt in de grot, is het zaadje voor het boek Geestelijke Oefeningen en later sticht hij de orde der jezuïeten.

Catalonië zit vol verhalen. Mooi om naar te luisteren, maar daar blijft het niet bij. Dankzij de legendes liggen overal prachtige pelgrimsroutes. Vaak honderden kilometers lang. Als ware pelgVerdu vanaf de Cami Ignasiarim of ‘gewone’ wandelliefhebber kun je zo lang doorstappen als je wilt. Of een klein stukje volgen. De Camí Ignasià (de ignatiaanse weg) voert over 27 etappes 650 kilometer van het geboortehuis van Ignatius in het Baskische Loyola naar de grot in het Catalaanse Manresa. Door bergen, bossen en velden. “Bijna iedereen komt hier voor zijn geloof”, vertelt gids Bea Vidal bij het indrukwekkende, net opgeknapte kasteel van Verdú.

“Heel anders dan op de route naar Santiago de Compostela, waar veel wandelaars voor de prestatie aan beginnen.” Bij Catalanen en Spanjaarden is El Camí Ignasià het meest geliefd. Omdat Australië en India grote jezuïetencentra hebben, komen er ook veel pelgrims uit die landen.

Eigen pad

In Ignatius’ tijd liepen veel pelgrims al naar Santiago. De geestelijke ging de andere kant op, richting de haven vanwaar hij naar Het Heilige Land wilde varen. Hij volgde zijn eigen pad. En ook nu nog zie je op meerdere plekken de gele pijlen van Camino de Santiago de tegenovergestelde richting op wijzen. “Iedereen heeft iets te leren op de Camino”, zeggen pelgrims graag. In het plaatsje Verdú leer je al snel dat de Camí Ignasià ideaal is voor de rustzoeker. kasteel van VerduEen ouder echtpaar leest voor de deur de krant, Catalaanse vlaggen wapperen aan balkonrelingen. De herberg van Sant Pere Claver met plek voor dertig pelgrims heeft op deze doordeweekse lentedag geen bezoekers. Verdú is een van de oudste plaatsjes van Catalonië en de geboorteplek van jezuïetmissionaris Claver. Niemand deelt het pad naar Tàrrega. Zonnestralen doen de klaprozen oplichten, met daarachter glooiende, groene velden en in de hoogte het kasteel. Die stenen staan er al meer dan duizend jaar, waren er al toen Ignatius hier kwam. Vanaf de toren kijk je kilometers ver over het landschap. Wijn, amandelen, tarwe, olijven, keramiek, daar leven de bewoners in dit gebied van – en steeds een beetje meer van toerisme.

Sterke smaak

“Het regent hier niet veel”, vertelde wijnmaker Flavià Serret (54) vanmorgen nog in zijn Celler Cercavins, om de hoek van Verdú. “De smaak van de druiven is daardoor heel sterk.” Zijn ouders maakten al wijn, exporteerden het in grote vaten. Zo’n ambacht leer je het beste van jongs af aan: Flavià proeft of de drijven rijp genoeg zijn. Ik moet even aan de wijnmaker denken als mijn wandelmaatje en ik vers water uit een oude waterbron tappen. De smaak van het water lijkt ook sterker dan gebruikelijk. Vast door het kalkrijke steen, waar Flavià het over had, of misschien komt het gewoon door de dorst. Samen met de houten picknicktafels is dit vast een ideaal rustplekje voor pelgrims. Als een richtingsbordje wat onduidelijk op een kruispunt staat, is er niemand om de weg aan te vragen. Een kaart of kompas is hier wel handig. Of je kunt als pelgrim je eigen richtingsgevoel volgen en aan de stand van de zon uitzoeken welke kant je op moet. De zakkende zon geeft de tarwevelden een gouden gloed, olijf bomen steken hun tak- ken in de steeds donker wordende lucht. En dan is er ineens iemand die de hond uitlaat, twee jongemannen komen voorbij. Terug in de bewoonde wereld: Tàrrega.

Katharen

De katharen volgden net als Ignatius hun eigen pad. Ze verwierpen materialisme en een feodaal systeem, wilden terug naar de oorspronkelijke leefwijze, dicht bij de natuur. De katholieke kerk was niet blij met de ‘schandelijke’ gelovigen. Maar door de katharen liggen er nu schitterende wandelroutes, over oude migratieroutes die de katharen in de dertiende en veertiende eeuw gebruikten tijdens hun vlucht. De Camí de l’Últim Càtar, de route van de laatste kathaar, loopt over bijna 190 kilometer van het Catalaanse Bagà naar het Franse Tarascon. Het idee is om al wandelend in de voetstappen van de katharen te treden, en hun waarden te ontdekken. De natuur als plek om te bidden. Net als op de Camí Ignasià hoef je niet gelovig te zijn om al snel in een soort (wandel) trance te komen. Slingerend door bossen, met zo nu en dan een glimp van bergtoppen als La Capella (1417 meter), veren de schoenen op de zachte ondergrond.

Castellbo en Sant Joan de l'Erm Tussen dorp Castellbò en Sant Joan de l’Erm met herberg Refugi de La Basetta ligt héél veel dennenbos. Je ruikt de naalden en ontdekt mos in tientallen kleuren groen, dat zich overal thuis voelt. Op dode boomstammen, takken; soms is het net een meterslang vloerkleed. Een uur lang zie ik overal bomen. Ineens zijn de stammen verdwenen en kijk ik achter gele brem uit over een glooiend landschap met donkere en lichtje stukjes, wel of niet door de zon verlicht. Als een fraai in elkaar genaaide lappendeken.

Oude dorpjes

Als copycat van een kathaar kom je niet alleen in aanraking met de natuur, maar ook met veel oude plaatsjes als Castellbò. Je loopt er langs muren uit de vijftiende eeuw met ronde stenen, waar je onder stucwerk nog de oude vakwerkhuisstructuur ziet. Sierlijke balkonnetjes, een hond die ineens zijn kop door een oude, houten deur schiet en begint te blaffen. Twee oudere dames kletsen, een rieten mand met tuinbonen ligt op hen te wachten. Je kunt er naar een oude toren boven rotsblokken klimmen. Weer zo’n fraai uitzicht! Zulke uitzichten vind je in deze regio overal. Net als de kerken, die vlak bij bergtoppen staan, in een gehucht als San Andreu en in de vorm van een langwerpige driehoek bij Sant Joan de l’Erm.

Leisteen

Sant Joan de l’Erm ligt op het randje van Alt Pirineu, het grootste natuurpark van Catalonië. “Je vindt in dit park de oudste bossen en de hoogste pieken van Catalonië”, vertelt de charmante directeur Marc Garriga Lujan, die voor de wandeling zijn hoed opzet. “Ook liggen er dorpen die meer dan duizend jaar oud zijn. In de middeleeuwen voelden christenen zich hier tussen de bergen veilig.” Met Marc loop ik het stukje van Llavorsí naar Tírvia. Weer veel bos, met oude, bemoste muurtjes, enorme varens en hellingen vol brokken leisteen. “Dat werd hier lange tijd gedolven voor de woningen in de dorpen.”

Als het landschap opener wordt, plukt Marc wilde tijm en steekt zijn neus erin. “Heerlijk toch!” De natuur is immens divers in dit gebied, van mediterraan bos tot alpiene flora en enorme meren. Edelweiss, auerhoenen, lammergieren, ruigpootuilen, je komt het hier allemaal tegen. Pas sinds 2003 allemaal beschermd in een natuurpark. “Er lopen ook bruine beren rond”, merkt Marc trots op. Nadat de beren in de jaren negentig geheel verdwenen waren, zijn ze geherintroduceerd. Volgens Marc bevindt de helft van de ruim dertig Pyreneese beren zich momenteel in Alt Pirinieu. Geef ze eens ongelijk. Op een heuvel – hoe kan het ook anders – ligt dorp Tírvia. De burgemeester komt tevoorschijn om de deur te openen naar de kleine, donkere kapel Ermita de la Pietat waar middeleeuwse grafstenen staan. Buiten komt een oudere bewoner nieuwsgierig om de hoek kijken. Als pelgrim moet je nog oppassen, dat je niet te lang in de plaatjes blijft hangen. Voor je het weet, vertoef je er uren.

 

Dit artikel is afkomstig uit de Catalonië-special bij Bergen Magazine 2017-2. Dat nummer kun je hier nabestellen

Meer inspiratie

Lees hier welk biertje het beste bij jou past

Benieuwd hoe jouw schoenen langer mee kunnen gaan?

Beniewd waarom Innsbruck zo populair is onder de jongeren?

Lees hier hoe je je perfect kan voorbereiding op je bergwandeling