Hoe zijn berghutten ontstaan?
Als je aan bergwandelen in Oostenrijk denkt, denk je ook al snel aan berghutten. Alleen al in Oostenrijk gaat het aantal hutten en berghutten richting de duizend. Veel daarvan zijn particulier, maar honderden zijn in het bezit van de Oostenrijkse alpenvereniging. Maar hoe komen al die hutten in de bergen?
Berghutten zijn, ondanks dat sommige hutten hypermoderne bouwwerken zijn, geen nieuw gebouw in de bergen Al zo lang er mensen de bergen intrekken, zijn ze op zoek naar veilige plekken om te overnachten of om te schuilen tegen de elementen.
De allereerste berghutten
Het eerste echte bewijs voor berghutten waar je tijdens een tocht door de bergen terechtkon, is in Zwitserse archieven uit de veertiende eeuw teruggevonden. Het ging toen nog niet om de hutten zoals wij die kennen. Het waren meer ziekenhuizen die aan de voet van de berg stonden en waar geestelijken uit nabijgelegen kloosters medische zorg gaven aan ouderen en zieken uit de lagergelegen dorpen. Toch hadden ook deze ‘Hospitales’ al wel wat kenmerken die de moderne hutten nog altijd kennen. Want als je tijdens een tocht door de bergen hongerig of met een sneeuwstorm op je hielen bij zo’n ‘Hospitales’ aanklopte, kon je er altijd wel terecht. Deze Hospitales lagen niet voor niets vaak langs belangrijke wegen die door de bergen liepen.
Van hospitaal…
Toen de zieken uit de dorpen en steden steeds dichter bij hun woonplaats werden verzorgd, kregen die Hospitales steeds meer de rol van een plek waar je je kon voorbereiden op een tocht de bergpas over, of waar je kon bijkomen als je die tocht volbracht had. De meeste mensen die in ’de Hospitales overnachtten, waren dan ook koeriers en handelaars die voor hun werk de bergen over moesten steken.
…naar berghut
In de negentiende eeuw kwam hier verandering in. Bergbeklimmen werd een tijdverdrijf voor ambitieuze heren -en een enkele vrouw- die voor de sport en de eer de hoogste toppen wilden bereiken. En dat leidde tot de ontwikkeling van de berghut zoals wij die nu kennen.
Want die bergbeklimmers hadden niet voldoende aan een onderkomen aan de voet van de berg. Om een hoge top te beklimmen, waren er ook hutten veel hoger in de bergen nodig. Er ontstonden Alpenverenigingen die geld inzamelden om zulke hutten te bouwen. Daar werden de clubs soms een beetje bij geholpen door koningen en andere hoge leden van de adel. De prins-bisschop van Gurk, graaf Franz Xaver van Salm, nam het initiatief voor de eerste berghut hoog op de Grossglockner. Samen met andere edelen, wetenschappers en alpinisten, probeerde hij de hoogste berg van Oostenrijk te beklimmen. Daarbij ging het hem overigens niet alleen om de eer. Hij wilde er ook een groot topkruis ter ere van God neerzetten. Na meerdere mislukte pogingen werd er geprobeerd om ‘tussenstations’ op de berg te bouwen. Hutten, waar de klimmers naartoe konden trekken om veilig te overnachten en weer op krachten te komen voor een nieuwe etappe. De hoogste van die hutten kwam op een grote hoogte van 3454 meter hoog, op de Adlersruhe, een voortop van de Grossglockner. Maar desondanks heeft de prins-bisschop de top nooit zelf bereikt. Die hut op de Adlersuhe deed overigens veel meer de term ‘hut’ aan dan de meeste berghutten die we kennen. Het was een klein, houten bouwwerk en nog lang niet de stenen hut die er nu staat. Die werd in 1879 door de Oostenrijkse Alpenvereniging gebouwd en werd vernoemd naar de aartshertog Johann, ook een gepassioneerd bergbeklimmer.
Zware klus hoog in de bergen
De bouw van zo’n hut was geen sinecure. Alle materialen moesten met ezels, of gewoon met spierkracht, door bergbeklimmers naar boven worden gebracht. Ga maar na. Tonnen steen, hout, slaapspullen. Een hels karwei. En dan moest er van al die spullen ook nog een hut gebouwd worden. Vaak onder barre omstandigheden. En als je er dacht dat het toen klaar was, dan heb je het mis. Want stond de hut eenmaal, dan moest die natuurlijk ook nog bevoorraad worden. En al die voorraden gingen op dezelfde manier omhoog. Met ezels, of met de hand.
Materiaalliften en helikopters
Vanaf de Tweede Wereldoorlog werd het vaak makkelijker een materiaallift te bouwen. Dit was vaak een speciaal kabelbaantje om bouwmateriaal, eten en drinken naar boven te brengen. En waar het niet mogelijk was om zo’n lift te bouwen vlogen helikopters af en aan.
En zo gaat het eigenlijk nog steeds. Al zijn het nu niet meer rijke edelen die de hutten (laten) bouwen. Veel van de honderden hutten in Oostenrijk worden beheerd door de Oostenrijkse Alpenvereniging. Die zorgt ervoor dat hutten bevoorraad worden, of soms zelfs gerenoveerd of herbouwd. Want de eisen die we stellen aan een hut zijn wel een veranderd sinds de graaf van Salm het eerste houten hutje op de Grossglockner liet bouwen. We hebben elektriciteit nodig, stromend water en gooien ons afval niet meer zomaar weg. De Erzherzog-Johann-Hütte is sinds 1879 al meerdere keren verbouwd. Er zijn zonnepanelen en zelfs een eigen waterzuivering die voor schoon drinkwater zorgt. En alle materialen die daarvoor nodig waren, zijn met de kabellift naar boven gebracht. En zo is de hut, die al meer dan tweehonderd jaar op het dak van Oostenrijk staat, ook nu nog een moderne hut die volledig voldoet aan de eisen van onze tijd.
Meer weten over de verbouwing van de Erzherzog-Johann-Hütte en andere hutten in Oostenrijk? Hier lees je meer