Steenbokken in de Alpen

Close up: Alpensteenbok

Zijn nieuwsgierigheid maakte de Alpensteenbok vroeger een gemakkelijk doelwit voor jagers, zodat hij lange tijd met uitsterven bedreigd was. Nu is hij helemaal terug, in volle glorie.

"Verscholen achter een rotsblok, wacht ik met engelengeduld tot de gems dichterbij komt. Stapje voor stapje komt het elegante dier binnen schietafstand van mijn camera. Net voor ik wil afdrukken, blijft ze een ogenblik als aan de grond genageld staan en kijkt recht in mijn lens."

Tekst: Philippe Clément

Ze maakt een lange schrille fluittoon die zelfs de marmotten bliksemsnel onder de grond doet verdwijnen, en weg is ze. Met lede ogen kijk ik haar na, terwijl ze met enkele lenige sprongen tussen de rotsblokken verdwijnt. Ik hoor gestommel achter me. "Verdorie, moeten die wandelaars net nu mijn gems komen verjagen", vloek ik binnensmonds. Maar als ik me omdraai sta ik tot mijn grote verrassing oog in oog met een kudde stoere steenbokken die me onverstoord voorbijwandelen. Behalve die ene, die er al huppelend met mijn stokbrood vandoor gaat. Van die gemzen kon ik alleen met een zware telelens, behoedzaam en van op afstand, foto's maken. Nu moet ik warempel een breedhoeklens tevoorschijn halen om ze in beeld te krijgen.

Geneeskundige eigenschappen

Het heeft niet veel gescheeld of dergelijke ontmoetingen behoorden definitief tot de folklore van de Alpen. Sinds mensenheugenis werd de alpensteenbok fel bejaagd omdat hij een belangrijke voedselbron was voor de bewoners van de alpiene valleien. Deze vreedzame dieren vormen een gemakkelijke prooi door hun typische vluchtgedrag: in plaats van ver weg te lopen, beklimmen ze de dichtst bijzijnde rotspiek of richel om van daaruit hun belager te observeren. Toen midden zeventiende eeuw prins-bisschop Guidobald von Thun de Ibex Pharmacopoeia oprichtte binnenin de bisschoppelijke apotheek van Salzburg, werd hun doodvonnis getekend. De steenbok werd niet meer alleen voor zijn vlees bejaagd. Voortaan werden ze door middeleeuwse kwakzalvers besteld die hun bloed en organen wilden om er allerlei wondermiddelen uit te bereiden.

Het meest begeerde wondermiddel was de bezoarsteen. Deze harde bal van onverteerd haar haalden ze uit de galblaas of de maag. De bezoar gold als een onfeilbare talisman tegen alle vormen van vergiftiging. Het volstond om de steen te dragen of hem in een drank te dompelen. Tot diep in de achttiende eeuw werd voor dergelijke stenen een exclusieve prijs betaald. Dat zette veel mensen aan tot stroperij en hoe zeldzamer de steenbok werd, hoe duurder zijn bezoar.

Kentering

Populatie na populatie verdween en uiteindelijk bleven alleen in het Italiaanse Gran Paradiso massief nog een honderdtal steenbokken over. De ironie van de geschiedenis wil, dat het uitroepen van het gebied tot koninklijk jachtreservaat in 1836 door koning Vittorio Emanuel II voor een kentering gezorgd heeft. De populatie nam spectaculair toe en telde veertig jaar later terug tweeduizend dieren. Begin twintigste eeuw verdubbelde hun aantal zelfs en in 1922 werd dit gebied tot nationaal park verklaard waarbinnen de steenbok totale bescherming genoot.

Sinds 1911 zijn in tenminste 175 alpiene gebieden steenbokken uitgezet. Door strenge jachtreglementering en de creatie van natuurparken leven er nu naar schatting tweeëndertigduizend steenbokken verspreid over de gehele Alpen, waarvan bijna de helft in Zwitserland, tienduizend in Italië, meer dan drieduizend in Oostenrijk en in Frankrijk en enkele honderden in Slovenië en Zuid-Duitsland.

In de wintermaanden bevindt hun biotoop zich tussen 1000 en 2800 meter waar ze op steile, sneeuwarme zuidhellingen (35-50 graden inclinatie) gras, mossen, kruiden en zelfs dennennaalden eten. In april en mei dalen ze naar de lagere regionen af, waar het eerste groen opkomt. Vanaf juni trekken ze weer hogerop tot 3500 meter, tot waar de eeuwige sneeuw begint. Hoe hoog ze zich wagen hangt af van de temperatuur en het beschikbare voedsel. Dichte bossen en gletsjers vormen de natuurlijke grenzen van hun leefgebied.

Kuddedier

Het is een indrukwekkend gezicht om ze te zien vechten waarbij ze elkaars krachten meten door, staande op hun achterpoten, met hun imposante horens op elkaar in te beuken. Deze horens kunnen tot één meter lang worden en opgeteld vijftien kilogram wegen. Op een koude, stille winterdag kan je het gekletter vanaf kilometers afstand horen. Hoewel de hevigste gevechten tijdens de bronst worden gehouden, van december tot begin januari, worden de meeste duels in de zomer uitgevochten wanneer de mannetjes aparte roedels vormen.

De bokken zijn het best te herkennen aan hun brede nek en hun grappige sikje. De geiten met hun jongen vormen aparte kudden van enkele tot wel dertig dieren. Na een draagtijd van honderdvijftig tot honderdtachtig dagen zondert de geit zich af en wordt één jong geboren dat na enkele uren reeds met de moeder meeloopt. Na een tweetal weken gaat het beestje al op eigen houtje klimmen en nog eens twee weken later sluit het aan bij de roedel die nu een grote crèche vormt. Het wordt gezoogd tot in de herfst. Wanneer de jonge mannetjes een leeftijd van twee à drie jaar bereikt hebben, verlaten ze hun moeder om zich bij de bokkenroedels aan te sluiten. Alpensteenbokken worden tien jaar oud en bij uitzondering halen ze zelfs zeventien jaar. 

Bergen Magazine nummer 1 van 2007Dit artikel is eerder verschenen in
Bergen Magazine nummer 1 2007.

Meer inspiratie

Lees hier welk biertje het beste bij jou past

Lees hier een stukje berg geschiedenis

Beniewd waarom Innsbruck zo populair is onder de jongeren?