
Uitzicht vanaf Col d’Aspin. foto A. Bax
De lijdensweg van een opa naar de top van de Col d’Aspin
foto A. Bax
Toen de bergetappes in de Pyreneeën werden verreden, waren wij met vakantie op camping Le Talouch nabij Auch. Auteur A. Bax
Reeds in Nederland vertelde mijn kleinzoon mij dat er elk jaar door de leiding van de camping een excursie naar de bergetappe over de Col du Tourmalet werd georganiseerd. Ik beloofde ik hem dat wij met die excursie mee zouden gaan. De eigenaar van de camping bevestigde de jaarlijkse excursie naar de Tourmalet maar hij attendeerde erop dat er rekening mee moest worden gehouden dat, wegens enorme drukte, het mogelijk zou zijn dat deze al vroeg werd afgesloten en dat er uitgeweken zou moeten worden naar de Col d’Aspin.Op 12 juli was het zover en vertrokken wij gepakt en bezakt al om 6 uur ’s morgen met een bijna volle bus Tourliefhebbers naar de Pyreneeën. Ik had zelfs twee aan elkaar gebonden stoelen en een parasol bij mij. Gekomen in een dorp aan de voet van de Tourmalet werd bevestigd waar de campingbaas al bang voor was. Wij mochten de berg niet op en er werd uitgeweken naar de Col d’Aspin. Bij een parkeerplaats op deze berg mocht de bus ook daar niet verder en moesten wij verder lopen. Een voettocht naar de top van vijf kilometer met een stijgingspercentage van gemiddeld 7%. Om een stukje bergop af te snijden werden wij door een weiland geleid met een stijging van wel meer dan 10%. Toen wij op de weg naar boven stonden was er bij mij de lucht er al volledig uit. Hijgend als een postpaard begon ik aan mijn tocht en moest al direct de groep laten gaan. De campingbaas nam mijn kleinzoon onder zijn hoede en mijn dochter bleef bij mij. Zo begon mijn martelgang naar boven. Hevig zwetend een moest ik bijna elke paar honderd meter aan de kant van de weg (zie foto) even rust nemen en werd mijn dochter gedwongen om op mij te wachten. Dat vond ik maar niets en gaf haar de opdracht om door te lopen. Ik zou wel in mijn eigen tempo volgen. Op mijn tocht naar boven werd ik door andere voetgangers voorbijgelopen alsof ik stilstond. Op een gegeven moment passeerde mij een wielrijder die mij kennelijk als een brok ellende langs de weg zag zitten. Hij riep mij met enig leedvermaak toe dat het zeker nog 10 kilometer naar de top was. Die opmerking kon ik niet waarderen. Ik hoopte in stilte dat hij ter plekke van zijn fiets zou lazeren. De opmerking van de “grapjas” had ook iets positiefs. Woedend besliste ik dat ik de dood of de gladiolen zou beërven maar ik zou boven komen.Ik bracht een beetje een systeem in mijn klim. Ik nam even rust na elke bocht. Hoe dichter ik bij de top kwam hoe minder ik zweette. Ik maakte mij daarover een beetje bezorgd. Ik vroeg mij af of ik misschien aan het uitdrogen was. Ik verging van de dorst maar ik had niets te drinken omdat al onze watervoorraad in de rugzak van dochter en kleinzoon zat. Ik heb in mijn leven nog nooit zo begeerlijk naar de flessen water van andere voetgangers en fietsers gekeken. Ik leek wel een alcoholverslaafde die een fles drank ziet staan en er niet bij kan komen. Uitzicht vanaf Col d’Aspin. foto A. Bax