Een rug van eenzame bergen
Waar de bergwandelaar ontdekkingsreiziger wordtIn Oostenrijk, op de grens van Karinthië met Italië, liggen nooit beklommen bergen. Ze staan vaak niet op de kaart en niemand kent ze: de Karnische Alpen. Ze strekken zich uit over een afstand van honderdtwintig kilometer tussen Sillian en Villach. De hoofdkam is rijkelijk ontsloten met paden en hutten, maar in de zijdalen ruist slechts de wind over de kruinen en toppen. Een majestueuze omgeving, waar de bergwandelaar het gevoel heeft alsof hij bezig is een eerstbeklimming uit te voeren.
Tekst: Harry Muré
De vogels wrijven zich nog de slaap uit de ogen. Niets is spannender dan voor het ochtendgloren op kousenvoeten weg te sluipen uit de Peintnerhof in Niedergail om na een paar honderd meter opgenomen te worden in de schemer van het woud, waar Reintje de Vos geruisloos zijn gang gaat. Aan het einde van het dal verschijnt, vaal en bleek in het eerste licht, de driehoek van de Kreuzen. Een buitenbeentje, want hij is van kalk, helemaal bloot, terwijl alle bergen rondom zwelgen in het groen. Het pad wordt een spoor, dat doorloopt tot in het joch, ooit een bloedig omstreden grensovergang, maar nu het eldorado van de schatzoeker op vibramzolen. In de diepte, aan de Italiaanse kant, pronkt het Lago di Bordaglia, het sprookjesmeer van de Karnische Hoogteweg. De randonneurs strijken er langs tijdens hun etappe van de Monte Peralba naar de Hohe Warte, de hoogtepunten van de langeafstandsweg. De Kreuzen komt niet voor in het stuk. Hij ligt bezijden de route, een verwaarloosde berg zonder beschrijving en plattegrond. De be-klimming vereist enige fantasie en drie kwartier ploeteren voordat een verscholen couloir toegang tot de topgraat verschaft. Uit het geröll steekt een roestig object, een granaathuls, kaliber 70 mm, de gangbare Italiaanse shrapnel uit de Eerste Wereldoorlog. Een gaaf exemplaar, gezandstraald en gevernist is het straks een aanwinst voor de privéverzameling curiosa met diepere betekenis. Plaats genoeg in de rugzak, twee kilogram meer of minder deert een bergwandelaar niet.
KruisDe Kreuzen is bezaaid met prikkeldraad, planken waarmee de soldaten hun cavernes betimmerden, resten van conservenblikken, geweerpatronen, het is één groot oorlogsmuseum. De Oostenrijkse artillerie schoot vanaf de top het Italiaanse dorp Forni Avoltri in brand. De zigzaggende loopgraven met de vaak nog intacte versterkingen volgen de hele grensketen. De Karnische Hoogteweg, praktisch congruent aan de frontlijnen, draagt de manende ondertitel Via della Pace, Weg van de Vrede. Friedensweg zeggen de Oostenrijkers. De bestijging van de Kreuzen laat zich goed verenigen met een tocht over de noordwaarts afbuigende kam, die vier toppen telt. Aangename grasbergen met welluidende namen als Säbelspitz en Runseck. De laatste heeft een topkruis. De Onze Lieve Heer die onder zijn afdakje de elementen trotseert, is niet de eerste de beste. Het crucifix is een sculptuur in hout van de vermaarde beeldhouwer Heinz Tobolla uit Aken, een kunstvriend van koningin Beatrix. Vele malen beklom hij de Runseck om er inspiratie te zoeken. Als dank schonk hij de berg een proeve van zijn werk.
- "Op de top heeft de bliksem het ijzeren kruis kromgeslagen alsof het de goocheltruc met de verborgen lepel betreft."
Voor de afdaling naar Niedergail komen meerdere mogelijkheden in aanmerking. De keuze is afhankelijk van wat de weerssituatie en de vermoeidheidsfactor toestaan. De klok rond op de been, ongeveer vijftienhonderd hoogtemeters, maar de voldoening na zo'n tour de force is dan ook intens: vijf toppen op één dag. Geen sterveling gezien, alleen in de verte bij het Lago di Bordaglia een paar stipjes. Soms bewogen ze niet, zeker om het meertje te fotograferen.
OostenrijksHet gebied rond Niedergail is representatief voor de charme van de Karnische – Nederlands: Karinthische – Alpen. Bergen voor alle leeftijden en gezindten. Vader, moeder en kroost verkiezen de Mittagskofel. Oostenrijkser kan een berg niet zijn. Door het bos omhoog over serpentinewegen, dan het onvermijdelijke almhutje met de koeherder en tenslotte de acceptable klim naar het Gipfelkreuz. Wie minder fluks ter been is, krijgt een duwtje van bergboer Franz van de Peintnerhof. Hij rijdt graag met zijn tractor plus aanhanger met zitplaatsen tot bij het hutje halverwege op de berg, en na de beklimming ook weer omlaag. Franz vindt dat ieder schepsel recht heeft op de hemel. De bergengordel wordt noordelijk begrensd door het Lesachtal, een veertig kilometer lang hoofddal, dat uitmondt in de vlakte van Kötschach-Mauthen, waar de wegen naar Lienz, Villach en de Plöckenpas afsplitsen. Het Lesachtal is de meest originele vallei van Oostenrijk. De hellingen zijn nog volledig bebost, geen kale skipistes, geen kasten van hotels. Het verkeersadertje van de B111 is te smal voor scheurende motorrijders en in Maria Luggau met zijn historische abdij is er nog tijd voor beschouwing. In het hele, onmetelijke dal wonen hooguit vijfduizend mensen, die resoluut gekozen hebben voor Sanfter Turismus, de zachte weldaad van het ecologisch toerisme. De zijdalen, zoals dat van Nieder-gail, doen bij de bezoeker prompt de verloren gewaande tintelingen van het dauwtrappen herleven. De nordicwalker met uitgesproken alpiene ambities richt zijn schreden naar de Hohe Warte of de Monte Peralba, de geografische hoogtepunten van de Karnische Alpen en in vogelvlucht twaalf kilometer van elkaar gescheiden. Twee reusachtige, overrompelende bastions, vanuit Niedergail goed bereikbaar en voor iedereen beklimbaar, omdat ze beide een chocoladezijde hebben.
MeervoudHet zijn massieven met een veelzijdig palet. Ten gerieve van de klettersteigliefhebber lopen er door de donkere noordwand van de Hohe Warte twee gezekerde routes. De ene vergt iets meer dapperheid dan de ander. De bergwandelaar prefereert de comfortabele normaalroute vanuit het zuiden, waar de berg Monte Coglians heet. Door de grenspositie is er alles in meervoud, namen, paden en hutten. De Oostenrijkse Wolayer See-Hütte heeft twee Italiaanse tegenhangers, de rifugio's Lambertenghi en Marinelli, bijna op roepafstand van elkaar. Rond de Monte Peralba ofwel Hochweißstein dezelfde situatie. Twee hutten, een met de Oostenrijkse naam van de berg en even over de grens de Rifugio Calvi. Ook de Peralba staat open voor een breed publiek. Hij is toegankelijk over een goedaardige via ferrata – Italiaans voor klettersteig – die in combinatie met de afdaling over de normaalroute een toer van niveau oplevert.
- "Sonnstein en Zwölferspitz zijn de witte plekken op de kaart waar de bergwandelaar ontdekkingsreiziger wordt."
Hohe Warte, Monte Peralba en hun trawanten, die ieder voor zich ook weer beschikken over een net van paden en gezekerde routes, hebben een sterk aanzuigende werking. De Peralba is bovendien een sportklimdomein, maar alle drukte van gelukzalige bergliefhebbers concentreert zich binnen een beperkte straal. Daarbuiten cirkelen de adelaars, fluiten de marmotten en weeft het edelweiss zijn tapijten. Het zijn de witte plekken op de kaart, waar de bergwandelaar ontdekkingsreiziger wordt.
KruipdennenHet pad naar de Sonnstein vanuit Maria Luggau is nog enigermate begaanbaar, maar dreigt elk moment overwoekerd te worden door kruipdennen en elzenhout. Op de top heeft de bliksem het ijzeren kruis kromgeslagen alsof het de goocheltruc met de verbogen lepel betreft. Hier begint het niemandsland, ongemarkeerd, wegloos en raadselachtig. De verbindingskam tussen Sonnstein en Zwölfer-spitz is in werkelijkheid heel anders van samenstelling dan op papier. De duidelijk aan zijn puntige opbouw herkenbare Spitzkofel bevindt zich op een plaats waar een heel andere berg staat. De oriëntatie loopt in het honderd. Het beste kompas in dat geval zijn de schapenkeutels. Niemand die in de bergen de weg beter kent dan de ram en zijn ooien. Zij volgen steevast de gunstigste sluiproute. De steile grashellingen vereisen opperste attentie. Tijdens korte klimpartijen over rotsbarrières, waarbij het gebruik van de handen nodig is, glippen adders weg onder de vingers. Het is broeierig warm, het venijn ligt te zonnen op de richels. De handschoenen moeten aan, zekerheidshalve. Ver voorbij het middaguur en eigenlijk veel te laat, want een verstandig bergwandelaar is dan allang bezig met de afdaling, komt eindelijk de Zwölfer-spitz in zicht. Onder de top, een paar meter lager op een vooruitspringende schouder, ligt een grote gevlamde vogelveer. Wat verderop nog een. Het zijn de pennen van een adelaar. Zijn beschermde status is zo stringent, dat zelfs het transport van ook maar een veertje verboden is. Helaas, de mens is hardleers. De kostbare vondst past kreukvrij in de hoes van de wandelkaart. Niemand die het ziet.
SteinwandDe bergruggen van de zijdalen worden vaak jarenlang niet bezocht, maar ook de hoofdkam koestert zich in eindeloze stiltegebieden. Naar de Steinwand voert een klettersteig, die waarschijnlijk de minst bekende van de Alpenboog is. Het met de draagkabel van een gondellift gezekerde tracé volgt nauwkeurig de grens en is geknipt voor de bergwandelaar met superkuiten. Hem wachten tweeduizend hoogtemeters, vier toppen en de prettige wetenschap dat hij de attractie glorieus voor zich alleen heeft. De trip over de Steinwand eindigt met de bestijging van de Letterspitze. De pilaarachtige berg vormt tevens de afsluiting van een reusachtige kom van grazige weiden. Op de kaart staat een pad, maar daarvan ontbreekt tussen de wuivende halmen elk spoor. Waar het beekje begint liggen drie roodbonte koeien, roerloos alsof ze na het herkauwen een dutje doen. Van nabij blijkt het stilleven een illusie. Het zijn kadavers, de raven hebben de recycling al ingeluid. Franz van de Peintnerhof reageert belangstellend als hij het nieuws verneemt. De koeien moeten van een andere boer zijn, zelf mist hij er geen. "Waarschijnlijk zijn ze omlaag gestort op glad terrein na sneeuwval", vermoedt hij. "Dat gebeurt vaker. Normaal wordt dood vee weggehaald met de helikopter, maar in dit geval hoeft dat niet. Daarboven komen geen mensen." Hooguit een verdwaalde bergwandelaar die zich begeeft in de kringloop van de natuur. In het laatste daglicht vertoont zich aan het einde van het dal de gestalte van de Kreuzen. Rond zijn schouders zweven doorschijnende nevels. Wie ooit in de Karnische Alpen was, kent de hemel.
Dit artikel is verschenen in Bergen Magazine nummer 1 van 2007. Klik hier voor de Bergwijzer behorend bij dit artikel.