Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van Rijn

Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras

Pieken tussen Frankrijk en Italië
De Queyras is niet direct bekend omwille van zijn steile bergpieken of eeuwige sneeuw. Desondanks heeft dit gebergte ook alpinisten meer dan voldoende te bieden. Genusskletterei op zijn Frans, maar dan met een vleugje Italiaanse flair.

Auteur: Rogier van Rijn

Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van RijnHet is zinderend heet als we uit de auto stappen. Achter de Eglise de la Monta torent de 2929 meter hoge Tête du Pelvas boven ons uit. De zuidoostgraat op de grens van Italië en Frankrijk is ons doel. Muren van steen moeten we overwinnen om op de top te komen. De Tête du Pelvas is een klassieker in de jaren zeventig. Wie op een rustige klim is gesteld, kan zich heerlijk vermaken in deze route, die in 1912 voor het eerst is beklommen door R. Roller en W. von Kulmer. Tegenwoordig is zij, waarschijnlijk vanwege de aanloop, een stuk minder populair geworden. Dit is jammer want de rots is van een zeer goede kwaliteit, en het klimmen is afwisselend en daardoor erg aangenaam.

Allereerst is er de lange aanloop. Om volop van de natuur te kunnen genieten hebben we besloten om de uitstap in twee dagen te doen en aan de voet van de berg te bivakkeren. Immers, op de topografische kaart staan waterbronnen aangegeven. Een perfect excuus om in het wild te overnachten.

Wij vertrekken 's middag vanuit La Monta. De zomer loopt op zijn eind, de locale boeren zijn druk aan het hooien, volop in voorbereiding voor een strenge winter. Over een uitgesleten smal pad lopen we omhoog. Vlinders fladderen voor ons uit, een eekhoorn vlucht weg en hoog in de lucht ontwaren we een bergarend. De Zuid-Franse zon laat zich goed voelen. Gelukkig geeft een lariksbos wat schaduw. Over een aangenaam bed van lariksnaalden lopen we verder.
Eenmaal boven de boomgrens begint de zoektocht naar een geschikte bivakplaats. We hebben de tijd, dus kijken we graag uit naar een paradijselijke plek. Allereerst hebben we water nodig. Helaas blijken alle op de kaart aanwezige bronnen uitgedroogd. Een beetje vertwijfeld lopen we door. Het pad is niet heel duidelijk meer. Traverserend van dierenspoor naar dierenspoor klimmen we omhoog. Eenmaal aan de voet van de Tête du Pélvas strekt een enorme alpenweide zich voor ons uit. Hoog in deze weide zien we honderden schapen rustig grazen. Zoveel vee, water kan niet ver weg zijn!

Tête du Pelvas
Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van RijnWe vinden inderdaad vrij snel een bronnetje waar heerlijk fris en schoon water uit stroomt. Onze paradijselijke bivakplek is gevonden. Als we de tent hebben opgezet rollen we onze matjes uit. Liggend in de zon genieten we van de natuur. Maar rust is ons niet lang gegund: enkele Pyrenese berghonden willen graag weten of wij een bedreiging zijn voor 'hun' schaapskudde. Gelukkig besluiten deze enorme Patous in ons voordeel en gaan ze aan het bedelen om knuffels en onze picknickvoorraad. De koppen van deze dieren zijn getekend door littekens: ze worden ingezet om schaapskuddes tegen roedels wolven te beschermen. Als de zon ondergaat en ons op een prachtig rode lucht trakteert, kruipen we in onze slaapzakken. Op ruim 2000 meter is het ook 's zomers behoorlijk fris. Door het gaas van de tentdeur heen kijkend zoeken we in de hemelkoepel naar vallende sterren.

's Ochtends worden we gewekt door zingende vogels en fluitende marmotten. Als we de tent openritsen zien we dat de honden hun hondenbrokkendieet proberen aan te vullen met vers marmottenvlees.

Na een lekkere kop thee prepareren we onszelf voor de klim die komen gaat. We breken de tent op en verstoppen al ons bivakmateriaal onder een grote steen. Met een lichte rugzak alleen gevuld met ons klimmateriaal gaan we op stap. Een korte aanloop brengt ons op de Col de Pelvas. Volgens het klimgidsje moeten we een liggende rotsplaat beklimmen, om hierna links uit te komen: een behoorlijk vage omschrijving. Enig zoekwerk brengt ons bij de plaat waar we verwachten dat de route begint. We binden onszelf in, ik hang wat nuts (zekerblokjes) en karabiners aan mijn gordel. Ik heb er zin in, ik klim snel omhoog. Er zijn slechts weinig zekermogelijkheden maar het terrein is niet heel moeilijk, de vierdegraadspassage heb ik snel achter me. Zonder dralen klimmen we door. Muren vol kristalrijke schist volgen elkaar op. We klauteren hoger en hoger over de graat.

Aan onze rechterzijde kijken we uit over Italië. Waar aan de Franse zijde, in het westen, de reuzen van het Écrinsmassief de horizon vullen, maakt aan de Italiaanse zijde de uitgestrekte Povlakte een tegenovergestelde indruk. Heftig, hoe de bergen opeens in deze grote, in nevel gehulde vlakte overgaan.

Enkele pittigere passages vragen wat meer klimtechniek. Een fantastische zesdegraads muur ligt voor ons. Een luchtiger klim/lengte door een goede, maar steile scheur in de rots doet mijn klimmershart sneller kloppen. Het gesteente is goed en het is eenvoudig om zekeringen te leggen. Mijn geluk kan niet op.

Hoe hoger we op de graat komen hoe meer rotspunten door blikseminslagen zijn beschadigd. Machtige spleten en kapot geslagen stenen maken duidelijk dat het hier op de grens van de warme Povlakte en het koelere hooggebergte behoorlijk tekeer kan gaan.

Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van RijnNa verschillende mooie touwlengtes overschrijden we de graat. Dan volgt een twintig meter lange abseilpassage. Tussen het edelweiss en de génépi (bijvoet) dalen we deze af. Maar hierna gaat het alweer omhoog. Allereerst doorkruisen we een enorm blokkenterrein om dan enkele rotsmuren te vinden die, alleen al vanwege de rotskwaliteit, fantastisch te noemen zijn. Schitterende kristallen dienen als treetjes en handgrepen. Het klimmen op heldere bergkristallen is bijzonder. De laatste touwlengtes gaan ongemerkt snel voorbij.

Op de hoogste rotstop maken we snel een foto, met de Mont Viso op de achtergrond. Twee korte abseils brengen ons op de normaalroute richting de hoofdtop van de Pelvas. Wij laten deze laatste wandelmeters voor wat ze zijn, omdat we de daar lopende gemzen niet willen verstoren.

Tête des Toillies
Vrolijk dalen we af naar onze bivakplek. Na een korte lunchpauze onder toezicht van de trouwe schaapshonden dalen we tevreden af richting dal. Eenmaal bij de auto kijken wij nog een keer naar boven.

De Tête des Toillies logenstraft het idee dat de Queyras, naast de Italiaanse Mont Viso, geen steile pieken kent. De noordoostgraat van deze 3175 meter hoge berg is een droom voor elke alpiene rotsklimmer. Deze route is in 1972 voor het eerst geklommen door de berggids A. Charbonnier samen met R. Sarrejoud. Maar het is pas vanaf 1992 dat de route aan populariteit begon te winnen. De gedeeltelijke behaking uitgevoerd door de lokale klimmer Franck Grand is daar debet aan. Deze route is zoals een rotsgraat hoort te zijn: steil, groots en mooi. Het fantastische uitzicht over de Viso en in de verte over het Écrinsmassief maakt de beklimming van de Toillies tot een onvergetelijke belevenis.

Het is midden augustus als ik samen met Sandra aan dit rotsavontuur begin. De tocht begint in Europa's hoogste gemeente, Saint- Véran. Een pendelbus brengt ons enkele kilometers boven dit dorpje waar onze aanloop start. Nadat we zijn afgezet lopen we over een stoffige weg omhoog. Restanten van een oude kopermijn trekken onze aandacht en maken ons deelgenoot van de geschiedenis van dit dal. We blijven niet te lang staan. Na een relatief snelle aanloop komen we op de frisse Col Blanchet aan. De wind blaast ons bijna van deze kale pas. Slechts enkele plantjes zijn tegen dit barre weer bestand. Om de koude te verdrijven beginnen we direct met klimmen. De eerste stukken van de noordoostgraat overbruggen we al klauterend; het touw blijft nog even in de rugzak.

Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van RijnDaar waar we bij de eerste pittigere touwlengte komen binden we ons in. Vol goede moed begin ik te klimmen. Het is hartje zomer, maar hier, zo hoog, is het ijskoud. Na twee bewegingen voel ik mijn vingers niet meer. Enkele grepen later geldt hetzelfde voor mijn voeten. Zonder enig gevoel klim ik door.

Na een twintigtal meters kom ik op de standplaats aan. Hier schijnt de zon. Het gevoel komt langzaam in mijn handen terug. Als ik probeer wat vocht uit mijn drinkslangetje te zuigen merk ik tot mijn verbazing dat het bevroren is. Ik zeker Sandra omhoog. Ook haar handen en voeten zijn gevoelloos geworden, maar de warme augustuszon doet ook haar goed. Het water in onze drinkzak smelt, we kunnen onze dorst weer lessen.

Als mijn handen opgewarmd zijn begin ik weer te klimmen. Rotsklimmen in een heerlijke zon maakt dat we het ongerief van de eerste touwlengte snel vergeten. Steile muren volgen elkaar op. Na een aantal lengtes komen we op een mooi zadel waar we enkele meters moeten afklimmen. Een indrukwekkende passage. Twee relatief eenvoudige vierdegraadspassages volgen. Dit lijken de steilste meters die ik ooit  in deze waardering geklommen heb. We genieten volop van de goede rots en de indrukwekkende route. Ondanks dat deze behaakt is met mep- en boorhaken, is het alpiene karakter goed bewaard gebleven. Het is desondanks niet altijd eenvoudig om te zien waar de route heen leidt. Route zoeken hoort er gelukkig nog steeds bij in deze alpiene tocht.

Enkele touwlengtes hoger neemt de steilte af. Eenvoudig klauterwerk brengt ons naar de topwand van de Toillies. Hiervoor moeten we eerst langs een four à cristaux klimmen: een kleine  grot in de wand vol met glinsterende kristallen.

Klimmen op de Franse rotsen in de Queyras. Foto Rogier van RijnWe laten dit natuurschoon links liggen en beginnen aan de laatste, zwaarste, klimmeters. Een onvergetelijke vijfdegraadspassage ligt in het verschiet, een lange traverse waarbij veel zekerpunten niet van te voren zichtbaar zijn. Het voelt als een echt avontuur. De laatste lengtes klimmen we helaas weer in de schaduw, want evenals de eerste lengte bevinden deze zich in de noordwand. Gelukkig is de temperatuur ondertussen gestegen, maar koud blijft het wel.

Op de 3175 meter hoge top maken we de gebruikelijke topfoto's. Ik kan het niet laten om ook op het topkruis te klimmen. Via de normaalroute dalen we af, enkele derdegraadsstukken zijn snel genomen. Eenmaal terug op het pad gaan we in draf naar beneden. Af en toe stoppen we om de groen gekleurde puinhellingen te bewonderen. Het koperoxide geeft de rotsen hier deze aparte kleur.

Terug in Saint-Véran drinken we een lekker biertje op een zonnig terras. Achter groene
heuvels zien we net de top van de Toillies uitsteken. Achter deze piek gaat een fantastische beklimming schuil.

Dit artikel is eerder verschenen in Bergen Magazine 2 van 2009.

Meer inspiratie

Ook leuk om te lezen: 

Landen en gebieden: 

Bike explorer

BIKE Explorer, het nieuwe magazine voor de avontuurlijke fietser.

Monte Bianco di Courmayeur

Bijvoorbeeld de hoogste bergen van Italië?

Mee naar het Sarntal

Lees ons nieuwste nummer. Nu te bestellen!

Beniewd waarom Innsbruck zo populair is onder de jongeren?