Op weg naar Col de Voza - uitzicht op Les Houches en Chamonix. Foto Constantijn K

Zonder haast op de Mont Blanc – deel 1

Op weg naar Col de Voza, uitzicht op Les Houches en Chamonix. Foto Constantijn KIn twee delen vertelt Constantijn Kaland het verhaal over zijn beklimming op de Mont Blanc (4810 m). De Mont Blanc staat op de 99e plek in de lijst van 110 mooiste bergtochten (Hoogtelijn). Gezien de massa’s toeristen op de Franse normaalroute is dat niet zo raar. Maar wie een klein beetje afwijkt van de gebruikelijke aanpak, kan deze berg van top tot teen genieten.

Vanuit Chamonix lopen we door de regen naar boven. Na een nachtje in Refuge du Plan de l'Aiguille gaan we met de kabelbaan door de dichte mist verder omhoog. Als we bij Aiguille du Midi uitstappen, treffen we drie enthousiaste Britten. Een paar minuten daarvoor hebben ze lawines gehoord. Bovendien is het zicht maximaal 10 meter. Het idee om een nachtje op de Col du Midi (3532 m) te logeren, kunnen we vergeten. Bij gebrek aan toegang tot de wereld van sneeuw en ijs, zijn de Britten touwoefeningen aan het doen. We doen mee en staan al snel in een ijstunnel met hardware te pielen. Meer kunnen we niet doen. Het weer houdt ons gevangen in het pompeuze complex dat de Fransen op deze rotsnaald hebben gebouwd. We kunnen niet anders dan met de laatste lift naar beneden. Onze voorgenomen ‘acclimatisatie’ is een schamele 6 uur op 3800 meter hoogte.

De nieuwe Goûter-hut, gezien vanaf de oude. Foto Constantijn Kaland

Veel beklimmingen van de Mont Blanc via de Goûter-route duren maar twee dagen. Men gaat op dag 1 vanuit het dal en deels met de Tramway du Mont Blanc, direct naar Refuge du Goûter op 3817 meter hoogte. Wie dan nog geen last heeft van hoogteziekte mag er de volgende ochtend om 2 uur uit om rond zonsopgang op de top te staan. De rest van dag 2 is afdalen, of beter: een run naar beneden om nog net met de laatste lift in het dal te komen. We voelen weinig voor zo'n planning in vakantietijd. Daarnaast schrikken de verhalen van overvolle hutten ons af. Daarom passen we de standaardaanpak op een paar essentiële punten aan. We trekken 6 dagen uit voor het hele avontuur, doen alles te voet en nemen bivakspullen mee. We kunnen, als dat moet, op elk moment in de route overnachten in een tentje of bivakzak. Hierdoor gaan we vrij en onafhankelijk de berg op. Dat zullen we bij elke stap waarderen.

Een paradijs voor de bergliefhebber

Als we op de eerste klimdag vanaf Les Houches vertrekken, schijnt de zon. Het massief laat zich van de mooiste kant zien. Voor het eerst zien we de statige formaties van de Aiguilles uittorenen boven Chamonix. Ruim voor het middaguur zitten we zonnebrand te smeren bij restaurant Bellevue op de Col de Voza. Het is een komisch gezicht om de passagiers van de Tramway uit een treintje te zien puilen terwijl het berglandschap zo wijds en verlaten lijkt. Er wordt verderop aan de spoorlijn gewerkt, waardoor de wagonnetjes slechts tot Mont Lachat rijden. Dat is ook de reden dat de Office de Haute Montagne (OHM) in Chamonix ons een andere wandelroute heeft geadviseerd. Die loopt door het onbewoonde dal onder Nid d’Aigle. Dat is een klein paradijs voor de bergliefhebber. Er staat één houten hutje (Chalet de l’Are), verder is het een groene vallei waar zes koeien met bellen grazen. Dit zijn de Alpen zoals ze bedoeld zijn. Aan het eind van het dal loop het pad slingerend omhoog. Daarvandaan kunnen we net in de immense grindbak gluren die ooit de Bionassay gletsjer was. Ik voel me nietig als ik me probeer voor te stellen wat deze ijsmassa met het landschap heeft gedaan. Er wacht nog een verassing als we bij het eindstation aankomen: in de gloednieuwe Refuge du Nid d’Aigle staat de deur open. We maken dankbaar gebruik van een comfortabel slaapvertrek.

Zonsondergang bij Refuge de Tête Rousse. Foto Constantijn Kaland

We hebben op de eerste dag 1400 meter geklommen. Dat maakt dag 2, met maar 750 hoogtemeters erg aangenaam. ‘s Middags komen we aan in Refuge de Tête Rousse, waar we zelfs nog slaapplekken kunnen krijgen. We doen meteen een middagdutje om wat sneller aan de hoogte te wennen. Dat is geen overbodige luxe gezien onze slechte acclimatisatie. Als we ’s avonds de laatste happen van ons meegebrachte avondeten nemen, stroomt de hut leeg. Iedereen wordt buiten getrakteerd op een fabuleuze zonsondergang. Zo ver we kunnen kijken strekt zich een zee van wolken uit. Alleen de hogere toppen steken daar bovenuit. Die worden op hun beurt beschenen door een oranje-rode vuurbal. Als we achterom kijken zien we de Dôme du Goûter, die dezelfde kleur heeft aangenomen. We hebben vanuit de hut ook zicht op de Grand Couloir, het beruchtste stuk van de Goûter-route. Het is een 600 meter hoge wand van rotsblokken. Elk jaar vallen hier doden en gewonden door steenslag. We moeten de couloir de volgende dag vroeg passeren, als alles nog is vastgevroren.

Tekst en foto’s: Constantijn Kaland

Meer inspiratie

Landen en gebieden: 

Lees hier wat steenmannetjes zijn en waar ze vandaan komen

Benieuwd hoe jouw schoenen langer mee kunnen gaan?

Lees hier welk biertje het beste bij jou past