Tour de France (berg)etappe 16, de Pyreneeën in
Na een welverdiende dag rust moeten de deelnemers zich opmaken op dinsdag 22 juli voor een lange route, de langste van deze editie van de Tour de France: van Carcassonne naar Bagnères-de-Luchon. Tijdens deze etappe wordt het laatste berggebied van deze Tour aangedaan: de Pyreneeën. Aan het begin van deze etappe bevinden zich een aantal weinig uitdagende cols en côtes, toch verandert dit redelijk snel met een uitschieter in de laatste beklimming, die tot de buitencategorie wordt gerekend.
Beklimmingen van de 16e etappe
Na 25 kilometer komen ze de eerste heuvel tegen: de Côte de Fanjeaux met een lengte van 2,4 kilometer en een stijgingspercentage van 4,9 %. Nog geen vijftig kilometer verder in de etappe bevindt zich een uit de kluiten gegroeide heuvel, de Côte de Pamiers, wat voor een beklimming van 2,5 kilometer met een percentage van 5,4% zorgt. De volgende beklimming is een veel grotere uitdaging, de Col de Portet-d’Aspet, de beklimming beslaat 5,4 kilometer op 6,9%. Nauwelijks bijgekomen van deze col volgt Col des Ares, een categorie 3 met zijn 6 kilometer beklimming op 5,2%. Dit is niets bij de slotbeklimming van deze etappe, de Port de Balès, 11,7 kilometer klimmen met een stijgingspercentage van 7,7%, wat dit de enige buitencategorie beklimming van de dag maakt.
Over grotten en middeleeuwse stadscentra
Startpunt van de route is Carcassonne, een prachtige stad met een bekend en door UNESCO beschermd middeleeuws stadscentrum. Vervolgens rijden de tourdeelnemers door Pamiers, de grootste stad van het Franse departement Ariege met prachtige grachten in het centrum. Vervolgens touren de deelnemers langs Le Mas ‘d Azil, een dorpje dat bekendstaat om een immense grot met overblijfselen uit de prehistorie. Op 114,5 kilometer passeren de renners Abdij Combelongue, een middeleeuwse abdij in zeldzame Romeinse stijl. In de maand juli is dit privébezit opengesteld voor bezoekers.
Finish in Bagnères de Luchon
Vervolgens wordt Saint Girons gepasseerd, een middelgrote plaats die al veel vaker door de Tour is bezocht. Ook worden deze etappe verschillende schilderachtige dorpjes aangedaan met niet meer dan 120 inwoners, zoals Audressein en Mauleon-Barousse. Aan het einde wordt de prachtige bergpas Port de Balès gereden. De pas is ondanks (of misschien wel door) zijn buitencategorie geliefd onder wielertoeristen. Gefinisht wordt er dit keer niet bergopwaarts maar na een flinke daling, in Bagnères de Luchon, een plaats gelegen in een dal tussen de bergen. De plaats heeft de welluidende bijnaam ‘Koningin van de Pyreneeën’.
Na deze langste tocht van de Tour volgen nog twee bergetappes: etappe 17 & 18 beloven nog verschillende flinke klimmersuitdagingen met zelfs een aantal buitencategorieën.