De Eiger; een droom wordt werkelijkheid
Na jaren erover gedroomd te hebben, er twee keer vlakbij te hebben gestaan is het eindelijk zover: Ik ga de Eiger op!
Natuurlijk had ik er wel eens van gehoord, in een later stadium ook over gelezen. Dat was het eigenlijk wel. Vervolgens duurde het tot mijn 16e of 17e levensjaar dat ik bergen van formaat in het echt zag. “Kan het nog hoger?”, ging het regelmatig door mijn gedachten. Ja, het kan altijd hoger is gebleken. Die ene berg dook ook weer op in mijn hoofd. De Eiger, een berg van formaat in Zwitserland waarover veel geschreven is. Een berg die slachtoffers heeft geëist, met name de noordwand. Al zo’n 60 bergbeklimmers hebben hun poging om dit kalkstenen bolwerk te bedwingen met de dood moeten bekopen. Ik begon er boeken over te lezen en sommige namen zijn onvergetelijk geworden. Toni Kurz, stervend in het zicht van zijn redders maar buiten hun bereik. Heinrich Harrer, in 1938 eindelijk succesvol op de top via de noordwand. Vele andere klimmers hebben de berg beschreven; tot in detail en vaak met het respect wat er bij hoort.
In 2009 zag ik de Eiger voor het eerst. Ik opende de gordijnen van de kamer welke ik had geboekt in het Mountain Hostel in Grindelwald en keek tegen een enorme stenen wand aan. Welke berg is dat die mijn uitzicht bepaald? vroeg ik de receptionist. “Dat is de Eiger” was het simpele antwoord en ik ging terug naar mijn kamer. Ik denk dat ik er een uurtje naar heb staan kijken en ben toen naar buiten gelopen. Vervolgens speurde ik de berg af en herkende de details waarover ik zo vaak had gelezen. Toch kwam een beklimming nog niet in me op. Je durft niet toe te geven aan je gedachten op dat niveau en droomt alleen maar over... hoe zou het zijn om...
In 2010 was ik er weer, ditmaal met Han, een vriend met wie ik graag in de bergen ben. We liepen samen de Eigertrail en stapten voorzichtig een paar meter de berg op. Toen is het idee geboren om er zelf ook eens aan te beginnen. Niet de noordwand, dat is gewoon te moeilijk voor me maar er zijn meer mogelijkheden. Uiteindelijk heb ik Han gevraagd met me mee te gaan in het jaar dat ik 50 wordt, 2011 dus. We kiezen voor de westelijke graat, een steile kant van 45 graden wisselend terrein. Een klim van zo’n 1700 meter waarvoor touwen, een gordel, helm en stijgijzers nodig zijn. Een serieuze beklimming die uiteindelijk de top, van 3970 meter, onder mijn voeten moet brengen. Marco Bomio zal onze gids zijn omdat de route moeilijk te vinden is. We gaan voor veiligheid – We gaan voor de top – We gaan voor veilig weer terug.
Op 13 september is het zover dat ik van huis vertrek. De dagen daarvoor ben ik druk geweest mijn uitrusting te bepalen en in te pakken. Er moet veel mee en soms vraag ik me af of ik het allemaal op de motor weet te pakken. Dat is wat ik doe; op de motor naar Zwitserland omdat ik dat de fijnste manier van reizen vindt. Alleen met mijn gedachten en geconcentreerd bezig zijn met het rijden. Heerlijk om me op die manier te verplaatsen en later de bergpassen onder de wielen door te laten gaan. Motorrijden en bergsport zijn twee liefhebberijen die voor mij al jaren samen gaan en op deze manier kan ik beide goed combineren.
Zoals gezegd neem ik op die 13e september ’s morgens in alle vroegte afscheid om me in het donker noordwaarts te begeven. De reis verloopt goed en aan het einde van de middag ontmoeten Han en ik elkaar in Bad Ragaz. We vullen die avond met filosoferen over hoe het zal zijn op “De Berg” en kunnen er ons moeilijk een voorstelling van maken. Morgen zullen we oog in oog staan met ons doel, onze uiteindelijke bestemming. Wanneer de volgende dag de motor gestart wordt spettert het en gaat het regenpak aan. Gelukkig duurt dat niet lang want koud is het niet en het pak mag wat mij betreft wel weer uit. Richting de eerste bergpas, de Oberalppass, wacht ons nog een onaangename verrassing. Daar waar werkzaamheden aan de weg worden uitgevoerd ligt een vrachtwagen op zijn kant en de chauffeur heeft het ongeval niet overleefd. Bizar om zo midden in het leven te staan met de dood “om de hoek”. We keren om en vinden een sluipweggetje onderin het dal wat ons even later terug brengt naar de hoofdweg. De rest van de reis verloopt voorspoedig en via de, deels mistige, Furkapass en de Grimselpass bereiken we Grindelwald. Net als vorig jaar checken we in bij de Downtown Lodge, ons onderkomen voor de volgende dagen.
Om het berggevoel weer in de benen te krijgen wil Han graag een “inlooptocht” maken en we begeven ons de volgende dag richting de Gletsjerkloof waar in het verleden de Grindelwald Gletsjer tot bijna onderin het dorp reikte. Vanwege de opwarming van de aarde heeft deze ijsmassa zich inmiddels al zeer ver terug getrokken wat vervolgens weer tot grote problemen leidt. Wij lopen omhoog om van bovenaf een blik te kunnen werpen in de diepe kloof waar onderin het smeltwater van de gletsjer stroomt. Daarna stijgen we verder om uiteindelijk boven de boomgrens het pad te volgen tot bergstation Bäregg. Hier gaan we in het gras zitten en vergapen ons aan de ijsmassa’s en hoge besneeuwde toppen voor ons. Voordat we terug gaan drinken we nog de slechtste kop koffie ooit en een paar uur later staan we weer in Grindelwald. Het was een mooie en warme dag. Die avond maken we kennis met Marco Bomio, onze gids voor de geplande Eigerbeklimming en hij vraagt ons of we een zak met spullen mee kunnen nemen naar het startpunt van de “expeditie”. In die zak zitten de kookspullen en het benodigde eten. We spreken af de spullen de volgende ochtend op te halen en dan door te gaan naar het Station Eigergletscher.
Wanneer we op vrijdagmorgen de spullen bij het huis van Marco aantreffen is het meer dan gedacht. Het hele handeltje zit in een grote plastic tas en weegt behoorlijk veel. We besluiten om het eerste deel met de gondelbaan te gaan tot aan tussenstation Holenstein en vanaf hier de laatste 700 hoogtemeters, met de tas in de hand, te voet af te leggen. Wanneer we uitstappen neem ik het voortouw en pak als eerste de plastic zak op om er een ruime 100 hoogtemeters mee af te leggen. Het is warm, steil en zwaar, erg zwaar. Han neemt over en trekt ook de conclusie dat die tas met spullen niet bijdraagt tot optimaal wandelgenot en we slagen er uiteindelijk in om de meeste spullen proppend over onze beide rugzakken te verdelen. De rest hang ik aan de buitenkant van mijn rugzak en op deze manier gaat het aardig goed. Het laatste deel, via Kleine Scheidegg, is behoorlijk steil en we moeten er flink “aan trekken”. Wanneer we vroeg in de middag aankomen bij het stationsrestaurant zit Marco al in het zonnetje op het terras van een biertje te genieten. Hij is die ochtend via de Mittelegigrat over de Eiger gekomen en aan de westkant afgedaald om vervolgens met ons de volgende ochtend de beklimming nog een keer te doen; wat een kerel! We kletsen wat, drinken een biertje en vervolgens kunnen we het gebouw in om onze slaapplaats voor de komende nacht te bekijken. Dat blijkt helemaal in orde te zijn. Han en ik krijgen een kamer met twee bedden, een kledingkast en een wastafel. Marco heeft zowaar een kamer voor zichzelf en douchen kunnen we op de gang. Dit is helemaal goed en meer, veel meer dan verwacht. We besluiten nog een biertje te doen, daarna even te douchen en vervolgens gaan we op het terrasje zitten en genieten van Eiger, Mönch en Jungfrau. In het gletsjerijs zit flink wat beweging en af en toe breken tonnen ijs af wat vervolgens op de bergwand stort met een immens lawaai. Zeer indrukwekkend om er zo dichtbij te zijn. Marco steekt de brander aan en komt even later met een prima soepje als voorgerecht naar ons toe. De volgende gang bestaat uit drie bordjes pasta en er is zowaar een dessert. Om het compleet te maken delen we een flesje wijn met elkaar; life is good! Het wordt frisser en na de koffie gaan we naar bed. Het is half negen geweest en de wekker staat op drie uur dus een lange nacht wordt het niet. De rugzakken zijn gepakt en het licht kan uit. Die nacht schrik ik nog twee keer wakker omdat er weer flink wat ijs afbreekt. Één keer dreunt het gewoon door het gebouw en begrijp ik dat het flink tekeer kan gaan op de berg. En dan is het drie uur...
We staan op en ontbijten wat. Na de koffie gaan de jassen aan, de helmen op en de hoofdlampjes worden op “on” gezet. In de donkere nacht verlaten we het gebouw om even later onze eerste stappen op de Eiger te zetten. Het is zo ver, we gaan er voor. Eventjes volgen we een soort van pad maar niet veel later staan de eerste steenrichels al in de weg. Voorzichtig plaatsen we onze voeten op de kalkstenen ondergrond en in het donker is het soms lastig je evenwicht te bewaren. Het terrein wordt vrijwel meteen steil en het tempo ligt laag. Langzaam zijn we echter niet want in dit lage tempo wordt vrijwel niet gepauzeerd. Steenrichels worden kleine wandjes en af en toe moeten we een paar meter serieus klimmen. Dat valt niet altijd mee met onze grote bergschoenen en Marco besluit dat we een touwgroep gaan vormen. Tussen Han en mij zit maar een metertje of twee, misschien drie maar het loopt prima.
De klimmetjes volgen elkaar nu snel op en even later komen we de eerste vaste hulptouwen tegen. Dat is geen overbodige luxe en we winnen steeds meer aan hoogte. Dan wordt het serieus. We moeten flink klimmen en Marco zekert ons vanaf zijn bovenste positie. Han en ik kijken elkaar aan en hebben dezelfde gedachte; dit is het echte werk - we beklimmen de Eiger en het is niet makkelijk – maar wel heel gaaf! Het klimmen door schoorsteenachtige geulen in het donker is een aparte ervaring en de concentratie is hoog. Niet veel later staan we op een randplateau en kijken we voor het eerst de peilloos diepe afgrond in van de Noordwand. Indrukwekkend om te zien en de duisternis maakt het alleen maar groter en imposanter. Een slok water, een reepje en verder gaat het weer. Klimmen, lopen en weer klimmen. Opnieuw een plateau aan de rand. De dageraad is ingezet en het waait een beetje, dat maakt het meteen wat frisser en de jas gaat aan. Even later zijn we bij de “mushroom”. Dit is een paddenstoel vormig steenplateau wat niet veel groter is dan een paar vierkante meter. De paddenstoel is het uiteinde van een gigantische pijler welke onderdeel uitmaakt van de noordwand en er als het ware vanaf scheurt. Dat betekent dat de paddenstoel een paar meter van het randje, waar wij nu op staan, verwijderd is met daartussen een slordige duizend meter niets, niente, nada. We kijken naar het westen en zien dreigende bewolking waar op sommige plekken buien uit vallen. Marco neemt contact op met zijn vrouw die thuis zit en vraagt haar om op de computer naar de weersvoorspellingen te kijken. Even later komt het slechte nieuws door dat er een onweer onze kant op komt en da’s niet fijn. Marco baalt en wij nog harder. Er lang over praten heeft geen zin en we begrijpen dat het hier ophoudt met klimmen. 3200 meter is de hoogte die we bereikt hebben en meer zit er nu niet in. Het is even slikken, even tot me door laten dringen dat dit klote is en dan de negatieve gedachte laten gaan. Tot hier was het mooi; nee meer dan mooi! We hebben al zo’n 900 meter geklommen op de Eiger en de ervaring is fantastisch. Ik weet ogenblikkeljk dat ik volgend jaar weer wil en dat dit erbij hoort. Het is geen falen en ook geen mislukken; het is overmacht en de beslissing om terug te gaan is een goede beslissing, wat er ook gebeurd.
Marco vraagt ons of we zin hebben om op de paddenstoel te staan. Er loopt namelijk een staalkabel vanaf de bergwand naar het stenen plateau van de “mushroom” en op die manier kan je er komen. Han bedankt maar ik wil wel. Ik knoop een bandschlinge aan mijn gordel en aan het andere uiteinde komt een karabiner. Die karabiner klik ik aan de staalkabel en op die manier zit ik vast. Ook wordt een zekeringstouw aan mijn gordel verbonden welke via een zekeringsoog naar Marco gaat. Op die manier ben ik twee keer gezekerd en dat geeft een veilig gevoel. Ik schuifel naar de rand, kijk nog een keer naar beneden en laat mijn oog langs de Noordwand glijden. Tjezus wat is dit groot denk ik en dan zet ik af. Ik hang aan de bandschlinge en onder me is niets anders dan de leegte. Met mijn handen beweeg ik mezelf langs de staalkabel richting rots en even later sta ik er bovenop. Ondanks het feit dat je een paar meter hebt voelt het wat zweverig. Langzaam begeef ik me naar de rand en zeker me opnieuw aan een oud touw wat er ligt. Vanaf de positie waar ik nu sta springen de thrillseekers dus naar beneden met hun wingsuits. Eng maar toch... ik kan het me voorstellen dat het je een enorme kick geeft en ik zou het ook wel willen. Lang geleden dacht ik ook dat bungy-jumpen gekkenwerk is maar na mijn eerste sprong wilde ik meteen weer, en ook vanaf een hoger punt. Maar goed, daarvoor zijn we niet hier dus ik draai me om en begeef me weer richting de staalkabel. Ik klik in en beoordeel de situatie. De kabel loopt een beetje omhoog dus hoe verder ik kom wanneer ik me afzet hoe minder ik me naar de overkant hoef te trekken. Spring Rob! roept Marco en daar ga ik. Ik spring dus niet ver genoeg en halverwege hang ik. Ik trek me langzaam omhoog terwijl Marco me helpt door aan het zekeringstouw te trekken. Een paar klauterpassen en ik ben weer aan de overkant. In één woord schitterend!
We bouwen weer om naar een touwgroepje van drie en Marco laat me als eerste gaan. Oeps, naar beneden valt niet mee. Alles wat steil is lijkt vanuit een afdalers perspectief nog steiler en af e toe zoek ik steun met mijn hand op de ondergrond. Op een gegeven moment komen we bij een abseilwandje en Marco legt een zekering aan via een haak en een halve mastworp. Marco knikt en ik stap over de rand en daarna is er eventjes niets meer. Ik hoor hem nog zeggen dat ik langzaam aan moet doen maar ik heb weinig te vertellen op dit loodrechte en gladde stukje. Met een paar passen tegen de wand snel ik naar beneden en ik ben blij dat de afstand meevalt. Veilig sta ik op een beter stukje en even later komt Han de rand over. Dat zier er al beter uit en Marco komt even later ook goed naar beneden. We wijken wat af van de route die we op de heenweg namen en even later staan we voor een lastige hindernis waar Marco een poging doet om verder te komen. De gletsjer raakt hier echter de rotswand niet en we kunnen niet op het ijs komen. Nou wordt het leuk en spannend. Via schuin aflopende wandjes werken we ons langzaam verder in een traverse om even later voor een diepe steengeul te staan. Marco klimt er min of meer in en zoekt een stabiel plekje om op te staan. Ik maak een tussenzekering aan het touw en zorg ervoor dat Marco het krijgt. Hij kan me nu min of meer zekeren vanaf zijn positie hoewel ik me besef dat als ik val dat dat verscheidene meters zal zijn en dat het dan maar de vraag is of Marco me kan houden. Niet te lang nadenken maar gaan. Eerst schuifelend en dan klimmend weet ik Marco te bereiken en ik ben opgelucht dat het goed is gegaan. Nu Han! Op aanwijzingen van ons weet ook Han zijn voeten daar te zetten waar ze horen en hij heeft er net als mij zichtbaar moeite mee om de stappen te zetten. Even later staan we dus weer met ons kleine groepje bij elkaar en is het de bedoeling af te dalen door de stenen koker. Ik mag weer als eerste en probeer steun te vinden voor mijn voeten en tegelijk grip te krijgen voor mijn handen. Door zoveel mogelijk te spreiden lukt het me de eerste meters te dalen en daarna wordt de geul steeds nauwer. Ik kom min of meer klem te zitten met mijn schouders en rugzak en moet me af en toe los wrikken om verder te komen. Uiteindelijk ben ik er en voel het effect van de adrenaline. Nog zo’n soort passage komt er en daarna nog wat lastige afdalingen langs gladde wandjes.
Uiteindelijk zijn we van de rotsen af en staan we weer in gruis en grind en dalen we verder af naar het Rotstock Plateau. Hier pauzeren we, eten we wat en maken foto’s. Het voorstel van Marco om hier de klettersteig te doen (afdalend dus) valt in goede aarde. We hebben echter geen klettersteigsets bij ons dus we moeten het weer doen met de beproefde zekeringstechniek van bovenaf. Even later klimmen we ladders af en begeven we ons langs staalkabels naar beneden. Leuk om te doen maar lang niet zo spectaculair als wat we hoger op de berg mee hebben gemaakt. Na een tijdje afdalen staan we ineens voor een stalen deurtje in de rotswand. Dit is het zogenaamde “Stollenloch” van Station Rotstock. Dit is een station in de berg wat niet meer in gebruik is en door dit “Stollenloch” werd al het boorpuin naar buiten gewerkt. We openen het stalen deurtje en daar achter bevindt zich het (originele?) houten deurtje wat ook open kan. Ik kijk het donkere gat in wat even later verlicht lijkt te worden. Ik zeg nog tegen Marco: He? Schijnt daar nu een licht? maar op dat moment gaat er een trein langs het kleine tunnelgat. Bizar; wij staan buiten in de wand op een klein randje en dwars door deze immense berg zie ik een rood treinstel rijden met mensen erin die geen idee hebben dat wij hier staan. Twee verschillende werelden zo ver van elkaar af maar nog geen 10 meter van elkaar verwijderd.
We vervolgen onze weg verder naar beneden en Marco zou Marco niet zijn als hij niet nog wat voor ons in petto zou hebben. We nemen dus niet de reguliere afslag richting de Eigertrail maar nemen een sluipweg die Marco kent. “Nur für Profi’s” zegt hij nog en we moeten af en toe nog even alle zeilen bijzetten op een paar lastige passages. We zitten nog steeds met elkaar aan het touw en dat is geen overbodige luxe. Het is een smal spoortje als het ware tegen de wand aangeplakt waar we lopen en de concentratie blijft onverminderd hoog. Uiteindelijk zijn we er, terug bij het beginpunt en we voelen ons behoorlijk moe. We drinken een koffie, pakken de achtergelaten spullen in de rugzak en besluiten toch om verder te voet af te dalen. Marco neemt de trein dus we nemen voor nu even afscheid en spreken af elkaar de volgende dag te bellen om een afspraak te maken. De rugzak gaat weer op en we dalen verder via de Eigertrail naar Alpiglen; toch weer zo’n 700 hoogtemeters. Daar aangekomen hebben we het allebei gehad en kopen een treinkaartje naar Grindelwald. We zijn zo’n 12 uur in touw geweest, hebben 900 meter geklommen en zijn inmiddels alweer 1600 meter lager. De vermoeidheid is van onze gezichten af te lezen en we besluiten om beneden in Grindelwald bij het restaurant vlakbij het station meteen aan het bier en de schnitzel te gaan. Heerlijk om te zitten en even niets meer te hoeven. We praten na over de ervaring en over hoe nu verder. Volgend jaar willen we weer en dan weer de Westgraat omhoog om vervolgens aan de zuidkant af te gaan dalen tot aan het Jungfraujoch. Op die manier beklimmen we de berg echt, steken hem over en kunnen na het afdalen meteen de trein in vanaf het Jungfraujoch.
Nou maar hopen dat het dan beter weer is!