Kebnekaise in plattelandsstijl
Kebnekaise is de hoogste berg van Zweden. Samen met een vriend uit Nederland beklom ik de berg in Juli; met stijgijzers via een gletsjer omhoog, en via de reguliere wandelroute weer omlaag.
Porjus
In 2006 verhuisde ik van Utrecht naar Porjus, een klein dorpje in het Noorden van Zweden. Porjus ligt net boven de poolcirkel, aan de rand van het werelderfgoed Laponia. De vier nationale parken waar Laponia uit bestaat lenen zich uitstekend voor buitenactiviteiten zoals wandelen, langlaufen, kanoën en klimmen. Tijdens een aantal langere tochten in de regio werd ik vergezeld door Jeroen Daams, een Nederlandse vriend die ook in Porjus woonde. Jeroen is uitstekend reisgezelschap. Hij is een echte Scandinavië-enthousiast, natuurliefhebber, klimmer en buitensportinstructeur.
Volgens mij is het alweer twintig jaar geleden dat ik van een vriend een boekje cadeau kreeg met de titel: ‘Piekervaring, bergbeklimmen in plattelandsstijl’. Het is geschreven door William Reppel en ik herinner me vooral dat het zo grappig en inspirerend was om te lezen. Of het boek nog verkrijgbaar is weet ik niet, maar mocht je het ergens tegenkomen dan kan ik het van harte aanbevelen. William Reppel is geen bergbeklimmer, maar hij houdt wel van bergen. In ‘Piekervaring’ beschrijft hoe hij zonder klimuitrusting - en niet gehinderd door enige ervaring - de Alpen intrekt. Het is geen avonturenboek waarbij de auteur verteld hoe hij van de ene levensbedreigende situatie in de andere rolt; het is het droogkomische relaas van een bergliefhebber die op z’n gemakje klimt en regelmatig stilstaat om van het uitzicht te genieten. Bergbeklimmer Alex Lowe zei ooit:”The best climber in the world is the one who’s having the most fun”. Reppel maakt kans op die titel, al had Lowe waarschijnlijk een ander type ‘klimmer’ in gedachten. Hoe dan ook, wat nu volgt is een verhaal over iets dat ik niet beter kan beschrijven dan ‘een piekervaring in plattelandsstijl’: Onze beklimming van Kebnekaise.
Akka von Kebnekaise
Kebnekaise, door de lokale bevolking ook wel liefkozend ‘Keb’ genoemd, is de hoogste berg van Zweden. Van de zeven toppen zijn Sudtoppen en Nordtoppen het hoogst, respectievelijk 2060 en 2097 meter. Met de sneeuw meegerekend is soms de ene, dan de andere top het hoogst. Wel duidelijk is dat er steeds minder sneeuw en ijs ligt op Kebnekaise. Dit jaar werd de hoogte van de zuidtop vastgesteld op 2102 meter, en dat is ruim dertig meter lager dan honderd jaar geleden. Er wordt wel eens beweerd dat je vanaf Kebnekaise 11% van het Zweedse koninkrijk kunt zien. Dan moet het weer wel een beetje meewerken natuurlijk, maar daarover straks meer. In de zomer wordt het gebied rond Kebnekaise altijd druk bezocht door toeristen. De omgeving is fantastisch mooi en de Kungsleden (het langste wandelpad van Scandinavië) loopt langs de voet van de berg.
Grappig is dat de naam Kebnekaise menigeen doet denken aan het sprookje ‘Nils Holgersson’s wonderbare reis door Zweden’ van Selma Lagerlöf. Haar bedoeling was om kinderen spelenderwijs iets te vertellen over de geografie van het land. Nils is een kereltje dat door een betovering krimpt en vervolgens met een groep ganzen meevliegt. De oppergans heet Akka von Kebnekaise. Het tussenvoegsel ‘von’ is in Zweden voorbehouden aan adel, wat Akka natuurlijk de nodige autoriteit verleent. Hoewel de namen vertrouwd klinken, zullen niet alle buitenlandse lezers weten dat Akka en Kebnekaise twee bergen in Zweden zijn. Akka ligt niet ver bij Porjus vandaan. Een beklimming is vanuit het dorp in een (lange) dag te doen, al is het beter om in de buurt van Akka te overnachten, bijvoorbeeld bij het toeristenstation van Ritsem. Voor Kebnekaise is de stad Kiruna een goed uitgangspunt, al ligt ook daar een dagtocht niet voor de hand vanwege de grote afstand. De dichtstbijzijnde plek waar je met de auto kunt komen is Nikkaluokta, een hotel/restaurant dat wordt gerund door Samen, op ongeveer drie kwartier rijden van Kiruna. Vooral in de zomer is dit een drukbezochte accommodatie. Je kunt er kamperen, kamers huren en proviand inslaan.
Halspasset
Kebnekaise is via een gemarkeerde route te beklimmen, zonder dat daarvoor klimuitrusting nodig is. Die tocht leidt naar de zuidtop en levert voor mensen met een normale conditie geen problemen op. De zuidtop en de iets hogere noordtop worden van elkaar gescheiden door een scherpe graat, die ook in de zomer besneeuwd is. Voor mensen die geen hoogtevrees hebben is het oversteken van de graat misschien verleidelijk, al was het maar om later te kunnen zeggen dat je echt op het hoogste punt van Zweden hebt gestaan. Dat is echter niet aan te raden: het uitzicht is vanaf beide toppen even mooi, en er zijn al eens mensen met sneeuw en al van de kam gelazerd. De enige periode waarin Kebnekaise zich leent voor een beklimming in ‘plattelandsstijl’ is de zomer. In Lapland daalt het kwik in de winter regelmatig tot onder de -30ºC en er ligt altijd een dik pak sneeuw. Nu zijn er ook in de winter wel veel mensen die Kebnekaise beklimmen, maar dat vergt zoveel voorbereiding dat je niet meer van een gewone wandeling kunt spreken. In de zomer is er voor ieder wat wils. Wandelaars kunnen zoals gezegd kiezen voor het gemarkeerde pad, ervaren klimmers nemen meestal een wat uitdagender route over één van de vier grote gletsjers die Kebnekaise omringen.
Dat is ook wat Jeroen zich heeft voorgenomen. Hij wil de berg op via de gletsjer bij Tarfala. Bovenaan de gletsjer ligt een couloir met de naam Halspasset, dat relatief eenvoudig toegang verschaft tot de noordtop. In de winter waagt hij met een klimvriend uit Nederland een eerste poging, die strandt onder het couloir. Het weer is bar en boos, en na enkele dagen kamperen in de sneeuw moeten ze de expeditie staken. In de lente onderneemt Jeroen in zijn eentje een nieuwe poging. Weer blijkt Halspasset de spelbreker. Nadat hij van dichtbij een lawine door het couloir heeft zien razen besluit Jeroen om onverrichter zake huiswaarts te keren. Maar Keb laat hem niet met rust. Op zekere dag komt hij bij me op bezoek en vraagt:”Wat denk je ervan om de hoogste berg van Zweden te beklimmen?” Dat is een rare vraag. Jeroen weet dat ik altijd in ben voor expedities - hoe idioter hoe mooier zou ik bijna zeggen - maar ik heb 0,0 klimervaring. “Ken jij de stripboeken van Lucky Luke?” vraag ik hem. Jeroen kijkt me bevreemd aan. “De Daltons...als die weer eens in de gevangenis belanden...dan staan ze altijd stenen te hakken met zo’n metalen bal aan een ketting om hun enkel. Ik wil Keb best beklimmen met je, maar dan ben jij Joe Dalton en dan ben ik zo’n ketting met een bal eraan. O.k.?”
Tarfala
We besluiten om het in Juli te proberen. Het weer leent zich dan het best voor zo’n tocht, en bovendien zijn alle hutten en accommodaties geopend voor het toeristenseizoen. Dat betekent weer minder gezeul met slaapzakken, tent en eten. De tocht begint bij Nikkaluokta, waar we de auto op de parkeerplaats achterlaten. Dit is de poort naar Kebnekaise, en het is er druk: in de zomer komen er dagelijks honderden wandelaars en bergsporters voorbij. De meeste mensen lopen vanaf Nikkaluokta langs de rivier de 15 kilometer naar het Kebnekaise bergstation. Daarnaast vliegen er in het hoogseizoen helikopters tussen Nikkaluokta en het station. Wij wijken bij de eerste brug over de rivier af van de reguliere route en lopen naar het noorden. Aanvankelijk is er nog wel een duidelijk pad, maar dat verliezen we op een gegeven moment uit het oog. Een probleem is dat niet, het landschap is erg overzichtelijk en het risico op verdwalen is nihil. Tegen het einde van de dag komen we op wat hoger gelegen terrein voor het eerst in de sneeuw terecht. Kort daarna doemt Keb voor ons op, en in het dal dat ons van de berg scheidt ligt de hut waar we die nacht zullen slapen: Tarfala. Een overnachting in Tarfala is trouwens sowieso de moeite waard, ook voor mensen die niet van plan zijn om Kebnekaise te beklimmen. De hut ligt aan de oevers van een gletsjermeer, ver verwijderd van de drukbewandelde paden. Je hebt er bovendien fantastisch uitzicht op de hoogste berg van Zweden.
Gletsjer
De volgende ochtend staan we vroeg op. De wachtmeester van de hut (een leuke kerel die Jeroen kent van zijn eerdere uitstapjes) slaat onze voorbereidingen geïnteresseerd gade. Hij zegt dat de weersvoorspelling redelijk goed is, en hij overweegt nog even hardop of hij met ons mee zal gaan. De plicht roept echter, het is immers ook in het rustige Tarfala hoogseizoen.
Eerst moeten we een riviertje over. We proberen het droog te houden: beginnen aan een bergtocht met natte voeten is niet handig. Dan volgt een stukje over losse rotsblokken aan de voet van de gletsjer, totdat we het eerste ijs bereiken. Nu wordt het leuk, de stijgijzers gaan onder! Jeroen laat me zien wat ik moet doen als hij plotseling in een gletsjerspleet verdwijnt: Pikhouweel tegen de borst en voorover de sneeuw in, zodat je met je volle gewicht op de pikkel rust. Bij wijze van oefening werp ik mijzelf een paar keer voorover in de sneeuw en besef dat het er allerminst gracieus uitziet. Jeroen bekijkt het geamuseerd en vraagt dan ‘Ben je er klaar voor?’ Het risico dat je bij Kebnekaise in een gletsjerspleet valt is niet bijzonder groot, maar we besluiten om alles volgens het boekje te doen. Al snel staan we oog in oog met het piéce de résistance: Halspasset. Het is stijl en er ligt sneeuw tot boven aan het couloir. Hier zullen we voor het eerst deze tocht onze handen en voeten gaan gebruiken. Jeroen laat me zien hoe je een pikkel vasthoudt om er op te steunen. Hij controleert nog eens het touw waarmee we aan elkaar vast zitten en dan beginnen we aan de klim. Joe Dalton, ketting, bal. Mocht het misgaan dan vallen we weliswaar een knap eind omlaag, maar het gaat niet loodrecht naar beneden en er ligt bovendien een dik pak sneeuw. Dat zou ik in plattelandsstijl willen omschrijven als ‘verzachtende omstandigheden’.
Bovenaan Halspasset stoppen we voor koffie en een snack. Het waait er behoorlijk en het zicht is beroerd. “Laten we maar even afwachten of het beter wordt”, zegt Jeroen. Het wordt niet beter, eerder slechter. Na een half uurtje is ons geduld echter op, en zin om naar beneden te gaan hebben we allebei nog niet. We besluiten om verder te gaan en een oogje te houden op onze horloges, zodat we in geval van nood nog ruim de tijd hebben om af te dalen. “Zodat we voor het donker thuis zijn”, grijnst Jeroen. Leuk. In deze tijd van het jaar gaat de zon hier in Lapland niet onder. Nu begint het echte klimwerk. Zoals ik me dat als leek dan voorstel tenminste; over kale rotsen en ijs. Voor een ervaren bergbeklimmer zal het een koud kunstje zijn, voor mij is het een spannend avontuur. Jeroen kijkt de klimgordels nog een keer na en verdwijnt dan in de mist. Zodra hij een seintje geeft dat hij stevig staat, kan ik hem volgen. We traverseren een stukje, totdat we ons op de noordzijde van Keb bevinden. Plotseling trekt het open: het uitzicht is adembenemend mooi. Niet veel later komen we aan op een besneeuwd plateau dat langs een flauwe helling naar de noordtop leidt.
In feite is de onderneming nu al geslaagd. We hebben het hoogste punt van het land bereikt. Door het slechte weer halen we helaas bij lange na niet het uitzicht op 11% van Zweden, zoals ons beloofd was. Elf promille klinkt een stuk aannemelijker. De vier grote gletsjers en het omringende berglandschap zijn echter goed zichtbaar, en we vieren onze overwinning met een korte pauze. Maar dan dient zich toch de vraag aan ons op: hoe nu verder? Vanaf de zuidtop worden we gadegeslagen door een groepje andere toeristen, die via de normale route omhoog zijn gekomen. We worden van hen gescheiden door de besneeuwde graat. Er zijn de laatste tijd geen mensen overgestoken, in dat geval waren er zeker sporen te zien. Eigenlijk hoeven we er niet over te discussiëren, we hebben al besloten dat we niet op onze schreden terugkeren naar Tarfala. Aan beide kanten van de graat loopt de bergwand enkele honderden meters vrijwel loodrecht naar beneden. De sneeuwkam maakt een slinger, eerst hangt hij naar links over, daarna naar rechts. Het zal er vooral op aan komen om in het midden te blijven; waar zich berg onder de sneeuw bevindt in plaats van lucht. Normaal gesproken krijg ik al kriebel in mijn buik als ik er alleen maar aan denk, maar kennelijk lonkt een warme maaltijd bij het bergstation genoeg om het te winnen van de zenuwen. Ik, poldermans, balancerend op het sleutelbeen van Kebnekaise...wie had dat gedacht? Mijn piekervaring in plattelandsstijl komt halverwege de graat tussen de noordtop en de zuidtop. In de euforie houd ik stil, doe mijn rugzak af, en ga op zoek naar mijn camera om Jeroen in deze historische scène te vereeuwigen. Die kijkt geïrriteerd om en zet zich schrap:”Je staat toch wel stevig, hé?” Achteraf gezien is zijn ergernis wel begrijpelijk: We zijn de ketting met de loden kogel om elkaars enkels. Bij een valpartij gaan we hier samen vierhonderd meter naar beneden.
Singi
Vanaf de zuidtop lopen we via de normale route naar Kebnekaise Fjällstation. ‘Normaal’ is trouwens een understatement: de omgeving is van een uitzonderlijke schoonheid. Hierbij vergeleken is de tocht naar Tarfala saai. Wat deze route vooral de moeite waard maakt, is het uitzicht op Singi, een indrukwekkende kale rotswand die zich ten westen van ons optrekt. Overal om ons heen liggen trouwens markante bergen, waarvan de op een vulkaan lijkende Tolpagorni ongetwijfeld de meest gefotografeerde is. We ontmoeten tientallen wandelaars die zowel naar boven als naar beneden op weg zijn. Dat is gebruikelijk. In deze tijd van het jaar wordt het toch niet donker, en sommige mensen willen de middernachtzon graag zien vanaf de top van Kebnekaise. We worden onderweg begroet in verschillende talen, en maken af en toe een praatje met wat voorbijgangers. Om tien uur ’s avonds komen we aan bij Kebnekaise Fjällstation. Het is er een gezellige drukte met wandelaars en bergbeklimmers van alle leeftijden en nationaliteiten.
Na een welverdiende nachtrust lopen we de volgende dag het laatste stuk langs de rivier terug naar Nikkaluokta...met Keb in the pocket.
Praktische Info:
Jeroen Daams woont tegenwoordig weer in Nederland, maar hij is een wandelende encyclopedie waar het buitensport in Scandinavië betreft. Hij is bereikbaar op het volgende E-mail adres: 'jeroendaams@gmail.com' Voor informatie over Kebnekaise en omgeving kun je ook contact opnemen met het toeristenburo van Kiruna:
Kiruna turistbyrå:
Lars Janssonsgatan 17
98131 Kiruna
Tel. +46 (0)980-18880
info@lappland.se
www.lappland.se
Nikkaluokta Sarri AB:
Nikkaluokta 1104
SE 981 99 Kiruna
Tel. +46 (0)980-55015
info@nikkaluokta.com
www.nikkaluokta.com