Highland Dreams
Deze reis begint eigenlijk 29 jaar terug in 1982. Valschermspringen is een te dure hobby geworden voor een alleenwonende jongeman als ik. Een andere avontuurlijke én goedkopere bezigheid zoeken, is dus een noodzakelijk alternatief. Vandaar de aankoop van een rugzak, een tentje en een gasvuur met potje. Alleen nog een aantrekkelijke bestemming zoeken.
Zou het Mic Mac Jampudding uit de Jommeke strips worden? Mijn voorliefde voor geschiedenis, sagen en legenden? Het mystieke in de met nevelslierten gehulde landschappen?
De Highlands in Schotland hebben me altijd al bekoord. Een aangekocht Bige-ticket bracht me goedkoop doorheen Europa met de trein. Alleen nog de plas oversteken met de ferry van Oostende naar Dover en de trein op naar het noorden. Toen begon mijn ellende: samen met de mijnstakingen, de betogingen tegen de hoge werkloosheid en de Britse oorlog in de Falklands, kwam ik terecht in een periode van massale treinstakingen. Zelfs het traject van Dover naar London moest met de bus gebeuren! Als broekventje van 19 jaar bracht ik een beangstigende nacht door op een bank in het Londen Victoria station. Ik verzeker je, er zijn plezantere dingen om te doen ‘s nachts in een grootstad… ’s Anderdaags en de dag daarna probeerde ik dan maar al liftend op de eindbestemming te geraken.
Achtentwintig jaar later met evenveel jaren ervaring en evenveel kilo’s zwaarder besluit ik terug naar de Highlands te trekken. Rugzak, tent en een dagboekje zijn mijn enige reisgenoten…Een wedervaren uit het notitieboekje:
Vrijdag 2 april 2010
Na de laatste slecht weerberichten uit de Highlands, nog een ultieme aanpassing aan het programma: we zien wel ter plaatse! Met de trein naar Zaventem om dan door te vliegen naar Edinburgh. Na een start in twee keer wegens dartelende konijnen op de startbaan zijn we toch noordwaarts vertrokken. Na de landing direct de Airlinck-bus richting centrum om bij Tiso, een outdoorshop, een gascartouche te kopen. Na de aankoop vlug naar het busstation om te vertrekken naar Perth. Pff nog een kwartierke tijd over! In Perth een half uur tijd om de aansluiting te maken naar Blairgowrie. Het moet gezegd: het openbaar vervoer in Schotland kan je vanuit je zetel thuis goed plannen en de bussen zijn stipt! Om 20u00 aangekomen en vlug een plaatsje gezocht langs een rivier om mijn tentje op te slaan want de duisternis viel in en het begon ook lichtjes te regenen.
Zaterdag 3 april 2010
Na een onrustige nacht met veel plasstonden toch zo lang mogelijk blijven liggen en uitrusten want het regende toch nog. Uiteindelijk om 9u15 uit de tent gekropen onder een grijze hemel, gelukkig zonder regen. Schoorvoetend maakte ik me klaar, tijd en plaats speelden geen rol op deze trip.
Blijkbaar was ik gisteravond toch nog een stuk verder van het centrum weggestapt dan eerst gedacht. Terug via het centrum aan de rivier gekomen, moest ik nog een omweg maken omdat het wassende water een groot deel van het wandelpad weggespoeld had.
Mannekens, met 26 kg op de rug na een rusteloze nacht op zo’n modderparcours, dat kon tellen. Na 12.5 km hield ik het voor bekeken. De vermoeidheid van de laatste drukke weken zat er ook wel voor iets in tussen. Rustig mijn tentje opgeslaan in de nabijheid van een beekje aan de rand van een klein bos. Water koken voor het eten en mijn drinken voor de komende dag. Na het verlaten van het centrum maar drie mensen en een hond meer tegengekomen op dit traject. Enkel een ree hield mij vanuit de verte een tijdje in de gaten.
Zondag 4 april 2010
Wakker geworden om 6u30 door één of andere hoender die boven in een boom luidkeels de dag aankondigde. Na een blik naar buiten besloot ik nog wat te blijven liggen, het regende pijpenstelen. Uiteindelijk toch onder een droge hemel gegeten en mijn boeltje samen geraapt.
Eens het bos gepasseerd, begon de ellende door moerassig gebied. Deze veengebieden waren eindeloos mooi om door te trekken en immens groot. De heide zag hier en daar nog zwart op plaatsen waar de sneeuw lang was blijven liggen. De sneeuw had plaats gemaakt voor modder, slijk en zompige ondergrond waar je minstens tot je enkels ingezogen werd.
Na nog een half uur motregen en een hagelbui kon ik genieten van een rustpauze aan een loch, waar ik middenin een kikkerparadijs iets at en dronk. Rondom mij niets dan springende, kruipende en kwakende kikkers en padden. Ook een specht kwam mij gezelschap houden bij dit concert. Na dit intermezzo waren de paden iets beter begaanbaar en kwam ik ook enkele mensen tegen die wilden profiteren van een droge periode. Blijkbaar wilde iedereen een praatje slaan met een rondtrekkende kerel en zo werd het een rustige stapnamiddag.
Enkel de vele “stills” (laddertjes aan omheiningen) maakten het nog wat lastig. Ik zag een kleine kudde reeën met een albino ertussen! Dit genot maakte dat ik dringend op zoek moest naar een goede bivakplaats. Het duurde wat maar in het bos heb ik een pittoresk plaatsje gevonden langs een rustig kabbelend beekje. Na het avondeten begon het terug te regenen zodat een vroege slaap zich opdrong.
Maandag 5 april 2010
Regen, regen en nog eens regen; een mens zou er nat van worden en ook zijn materiaal. Vandaag zou het niet anders worden hoewel het de ganse tijd enkel bij motregen bleef. Gelukkig stapte ik door oeroude bossen, zo uit een sprookjesboek gepikt, langs en door prachtige heidevelden, tussen schapen en koeien. Als deze heide bloeit moet dat fenomenaal mooi zijn!
Stappen deed ik al een tijdje niet meer. Het was ploeteren en wroeten om recht te blijven op deze stroken drassige grond. Mijn uiterlijk was stilletjes één aan het worden met de omgeving hier. De metamorfose in een moddermonster was niet ver meer af. Ondanks dit alles, bleef deze desolate omgeving mij bekoren. Zo’n weidsheid maakte mij alleen stil.
Opeens daagde een boerderij voor mij op, de weg liep dwars over het erf, maar blijkbaar was er niemand aanwezig. Enkele kippen vlogen vlak voor mijn voeten op, blijkbaar niet wetend wat er op hen afkwam. Iets verderop kwam de boer op zijn tractor aangereden. Nog voor ik bij hem was, legde hij de motor af om te kunnen praten. Na een praatje van een half uur met die vriendelijke schapenboer, zag ik de wolken terug samentrekken. Dit beloofde niet veel goeds meer voor de komende uren. Volgens de boer zou het morgen een helse regendag worden, om daarna beter te worden.
Mijn doel was de Upper Lunch Hut, een bivakhut, te bereiken. Hoewel hij op geen enkele stafkaart vermeld stond, was hij wel bekend. Met de verrekijker kon ik hem nog niet vinden in het landschap. Dan maar verder stappen, tot hij plots voor mijn neus uit het niets te voorschijn kwam. Vanuit mijn richting kon je hem onmogelijk zien. Enkel na het stappen rond een grote rotsformatie kwam hij in zicht. Een groot houten vierkant bouwsel met metalen golfplaatjes. Groot genoeg om wat nat gerief uit te stallen. Niets te vroeg want het begon terug fel te regenen.
Jammer dat er een glas gebroken was in het venster, maar daar ging ik wel iets op vinden. Op de grote houten tafel legde ik mijn slaapmatje. Aan de andere kant installeerde ik mijn “keuken”. Of ik hier beter zou slapen dan in mijn tent betwijfelde ik want het tochtte van alle kanten. De foto’s op het internet suggereerden toch een iets betere plaats. Mijn poncho, die ik ook als tarp kon gebruiken spande ik voor de muur met de grootste kieren: alvast één kant die windvrij was gemaakt! Het kraken van het hout kon ik niet wegnemen. Toen ik door het beregende venster naar buiten keek, zag ik iemand van de berg komen stappen. Gezelschap voor vanavond dacht ik. Hij kon direct wat soep eten die juist klaar was. Toen ik al in de deur stond om hem te verwelkomen, riep hij dat hij nog naar het volgende dorp moest die vanavond. ‘Moeten’ was niet echt slim bij deze weersomstandigheden. Zijn enige voordeel was dat het de ganse tijd naar beneden ging. Vandaag was ik enkel omhoog gestapt.
Dinsdag 6 april 2010
Beukende wind en kletterende regen op de metalen dakbedekking maakten me vroeg wakker. Toch redelijk wat geslapen vannacht. Wat te doen vandaag? De moeilijkste hindernis van mijn reis stond op het programma: een bergpas over. Langs deze zuidelijke kant vanuit de verrekijker zag het er nog goed uit, maar de noordzijde bleef een vraagteken. Door zijn haast had ik het niet kunnen vragen aan de passerende stapper gisteren. Sowieso lag er nog sneeuw, maar hoeveel? Er volgde ook nog een redelijk steile afdaling. En met dit weer? Ik zette alles eens op een rijtje en besliste om geen risico te nemen. Morgen zou het weer beter worden volgens de boer. Niemand zat achter mij hé en een dagje extra rust was mooi meegenomen, hoewel… Ik leek wel een parkwachter voor zijn loket die weet dat hij toch niemand zal zien met dit weer.
Eten en drinken klaarmaken, de gedroogde tent terug opvouwen, de verdere route eens bestuderen. Op deze hoogte waren de meeste sneeuwvelden grotendeels verdwenen door de regenbuien. De weergoden lieten niet af. De graffiti bekijken in de hut is een volgende bezigheid die toch wat tijd in beslag neemt. Geen perverse schrijfsels maar soms met mooie tekeningen versierde teksten. Zou ik? Natuurlijk kan ook van mij niets ontbreken: een vrijstaand plaatsje op één van de dakgebinten zou met mijn tekening opgevuld worden. Na het maken van de tekening nam ik nog een foto als bewijs voor mijn vrouwke. We zijn 25 jaar getrouwd en nu met een passend tekeningetje herdacht in een bivakhut ergens in de Highlands.
Ik lees ook het bezoekersboek van de hut. Blijkt dat Queen Victoria hier in 1863 al een rustpauze heeft ingelast. Een kopij van de oorspronkelijk tekst met foto zit hier ingeplakt. Ook hier schreef ik kort iets in. Even leek het op te klaren om na tien minuten weer volle bak te regenen. Blij dat ik nu hier zat in plaats van in mijn tent want het had iets zo’n hut voor mij alleen. Dit is tenslotte wat ik wilde: trekken in de natuur met al zijn onvoorspelbaarheden. Ik zocht opnieuw het venster op om de heuvels rondom mij af te speuren. Mijn ogen vielen op de grote plas water voor de hut waar een kleine kikker zijn vreugde niet op kon. Minuten lang sprong hij heen en weer in het water alsof hij de regendruppels probeerde te ontwijken.
Maar toch was de lente op komst. In de stijlen van het vermolmde venster groeide een lichtgroen gekleurd stukje mos. Een sterk en mooi contrast dat ik op de foto vereeuwigd heb. De slaapzak riep mij vroeg naar bed. Opeens schoot ik wakker en kijk op mijn horloge: 21u30 pas. Stilte. Was ik wakker geworden van de stilte? Het kan! De metalen klank van neervallende druppels, het krakende hout, de gierende wind, gans deze symfonie was verdwenen. Zonder aarzelen kroop ik uit mijn slaapzak en tuurde naar buiten. Tussen de wolken door zag ik al enkele sterren schitteren. Dat beloofde voor morgen. Vlug zocht ik de warmte van mijn slaapzak terug op naast Queen Victoria.
Woensdag 7 april 2010
Neiging om lang te blijven liggen had ik niet. Het had lichtjes gevroren, de grote plas voor de hut leverde enkele bloemen op. Het was enkel nog wachten op de zon. Wat eten, inpakken en samen met de eerste zonnestralen buiten het “groot gemak” gaan opzoeken. Tussen de bevroren heidestruiken, met je broek aan je enkels en de eerste warmte van het zonnetje in je gezicht je behoefte doen. Wauw, een mens kan toch genieten hé. Nog zo’n twee uur stappen naar de bewoonde wereld waar ik vanuit een hotelletje verdere tochten zou ondernemen. Mijn besluit om een dag in de hut te blijven was nu in mijn voordeel. Al dat moois zou anders aan mij voorbij gegaan zijn door het slechte weer.
De deur dicht getrokken van de hut op weg naar de bergpas. Hoewel de weg omhoog loodzwaar en glibberig was door de vele regenval en de bevroren sneeuwvlekken op de weg naar de pas tot voorzichtigheid aanmaanden, viel het allemaal nog mee. Mijn zware rugzak achterlatend op de pas, klom ik naar een hoger gelegen heuveltop. Het kostte me een half uur om boven te geraken maar het uitzicht was immens. Een panorama van 360° was de beloning. In de verte waren zes, zeven of zelfs meer valleien te bewonderen in de ochtendzon. De wind schudde mij uit mijn dromen. Het was nog bar fris en na de inspanning van daarnet koelde ik vlug af. De laatste sneeuwvelden langs het traject naar beneden vormden niet echt meer een probleem maar het bleef uitkijken om geen uitschuivers te maken. Ik daalde langzaam af langs prachtige bergstroompjes die elkaar de loef probeerden af te steken door de mooiste watervalletjes voort te brengen. De zonnestralen deden echt deugd op mijn gezicht, ook de natuur genoot volop.
Aangekomen in het dorp zocht ik de “Spittal of Glenshee” op. Het hotel bleek meer een veredelde jeugdherberg te zijn. Er was slechts één familiekamer vrij. Na wat gediscussieer over en weer kreeg ik de kamer voor twee nachten. Na een verkwikkende warme douche en wat propere kledij begaf ik me naar een plaats in het restaurant. De grootste biefstuk op de kaart was “slechts” 300 gram, maar met soep als voorgerecht en een dessert achteraf was mijn buikje toch tevreden. De kok kende zijn job!
In de late namiddag ging ik nog op zoek naar de graftombe van Lancelot die een paar kilometer verder in het landschap verborgen lag, in privé-terrein, toegankelijk en niet moeilijk te vinden. Moeilijker was het om de koeien op afstand te houden en de koeienvlaaien te ontwijken. De grafheuvel was boven gemarkeerd met vier grote rotsblokken perfect in het vierkant gelegd. Een mooi zicht in de vallei en de legende van de tombe was het enige wat niet besmeurd was door de koeien! Nog even de toegangsweg naar de Ben Gulabin verkennen, maar deze top zou niet voor morgen zijn. De meeste sneeuw was door de regen verdwenen maar op de toppen bleef het gevaarlijk. Dan maar een andere route uitstippelen voor morgen. Na vijf nachten nog eens in een bed slapen.
Donderdag 8 april 2010
Voor alle zekerheid mijn wekker gezet om het ontbijt niet te missen. Geen probleem want ik was al eerder wakker. Beneden wachtte mij een ontbijtbuffet om U tegen te zeggen: één voor gevoelige en minder gevoelige magen. Mijn maag koos voor de tweede versie: een bord gevuld met gebakken spiegelei, wat repen gebakken spek, een paar worstjes, een stukje gebraden bloedworst, twee grote champignons, een halve tomaat, gefrituurde maiskoeken aangevuld met een grote schep witte bonen in tomatensaus en daarbij een paar sneden toast. Een grote tas thee mocht zeker niet ontbreken. Prachtig om te zien hoe ik alles op zijn eigen plaatsje op het bord had kunnen schikken. Toen ik op mijn plaats aan de ontbijttafel kwam was alles helaas tot één grote brei door elkaar gelopen. Het schilderspalet was door elkaar gelopen, maar het smaakte des te meer.
De tocht naar het kasteel van Glen Lochsie verliep over asfalt. Vanaf het kasteel ging ik de natuur in. Vroeger werd hier een privé-spoorweg aangelegd om de rijke gasten van het kasteel hoger de bergen in te brengen om te jagen. Vanop open wagons konden ze dan schieten op het wild. Op enkele meter na waren alle rails verdwenen, maar de houten treinbiels lagen er nog te rotten in de ondergrond veelal verscholen onder de kracht van moeder natuur. Enkel de paar bruggetjes getuigden nog van een verdwenen spoorweg. Doordat het pad op enkele plaatsen de rivier kruiste en deze tijdens deze periode van het jaar niet doorwaadbaar was, was ik gedwongen om hogerop de route van de oude spoorweg te volgen. Halfweg de route begon het heel lichtjes te regenen. Aan de ruïne van het station gekomen vielen de laatste druppels uit de hemel. Een ideale picknickplaats naast een watervalletje in het zonnetje. Ook hier een desolate, mooie omgeving.
Ik besloot verder omhoog te trekken naar de Glas Tulaichean, een Munro van 1051 meter hoog. Na gisteren nog de kaart bekeken te hebben, wilde ik proberen door te steken naar de andere vallei om zo in een lus terug te keren naar mijn startpunt. De steilheid van de route omhoog naar de topgraat viel best mee. Alleen de koude strakke noordenwind blies gretig om me heen. De laatste 200 meter naar de top lag nog volledig in de sneeuw maar was niet steil. Boven moest zich volgens de kaart een trigonometrisch punt bevinden maar dat zou wel onder de sneeuw bedolven zitten. Toch ook hier geen probleem. Men kon de top niet missen: een gigantische betonblok met daarin het punt verwerkt. Mijn geplande weg naar de andere vallei moest ik laten schieten wegens een te gevaarlijke afdaling. Gelukkig had ik nog een plan B uitgewerkt zodat ik niet lang op de top moest blijven. Na een paar foto’s daalde ik langs de graat af, een paar corniches vermijdend, om zo wegloos in de Glenn Taitneach af te dalen. Enkele sneeuwhazen hielden me in de gaten maar telkens ik ze op de foto wilde vastleggen glipten ze weg. Het lukte deze trekking maar niet om “wild” te fotograferen.
Prachtig om te zien was de rivier met zijn vele meanders die zich door de bodem kronkelde. Aan deze kant van de stroom blijven was geen optie, ik moest de rivier over. Nog zeker anderhalve kilometer kon ik aan deze zijde stappen tot ik mij vast liep in één van de vele kronkels van dit doolhof. No way out! Een paar tientallen meters terug lag een eilandje in de rivier. Zonder echt nat te worden bereikte ik het midden van het eilandje. Nu nog zoeken naar de minst diepe plaats voor het tweede deel van de oversteek. Eén stap, twee stappen, drie stappen, bij de vierde stap ging het mis. Ondanks mijn lange benen miste ik half de vierde rots en schoot mijn been tot boven de knie het koude smeltwater in. Nu had ik geen andere optie, mijn andere been moest volgen om niet helemaal in het water te vallen!
Tijd voor een rustpauze nu om het water uit mijn schoenen te gieten en droge kousen aan te trekken. Akkoord, met droge kousen in natte schoenen worden ze terug nat, maar het scheelt toch een pak. Dan met de zon in het gezicht de vallei rustig afdalen langs het kabbelende water en oude morenen tot aan het kasteel van Glen Lochsie. De cirkel was rond en na een half uurtje wachtte mij een warme douche. Een trip met stip te noteren.
Vrijdag 9 april 2010
Na de tweede nacht in dit hostel was ik er nog niet uit waar ik het beste sliep: op mijn slaapmatje of in dit bed. Het kon ook aan de warmte van de kamer liggen: de chauffage was niet te verminderen. Terug een vettig ontbijt waarbij het vet van het gebakken spek langs de punten van mijn snor naar beneden druppelde, genoeg gegeten om er nog eens een dagje tegenaan te gaan. Doel was dan toch de top van de Ben Gulabin geworden, een Corbett van 806 meter. Gisteren van op de Glas Tulaichean met de verrekijker naar deze berg gekeken en gezien dat er geen sneeuw meer op de top lag. De toegangsweg had ik twee dagen eerder al verkend.
Met mijn dik gevulde pens op weg voor een laatste inspanning. Direct kwam ik al een hert tegen onderweg, mooier kon niet. Fotograferen was een ander paar mouwen. Mijn vooraf geplande weg was toch iets te steil en ik maakte een lichte boog naar de top toe. De zon scheen door de wolkenformaties door en boven blies een koude wind. Geen probleem om uit de wind te zitten hier,want blijkbaar werd hier ook gekampeerd boven aan de met stenen gestapelde muurtjes. Ook hier terug een panorama om echt van te genieten. 360° zicht op de rondliggende toppen. Na drie kwartier boven genoten te hebben van het uitzicht, besloot ik toch nog een andere weg naar beneden te nemen. Tevergeefs, mijn knieën pruttelden tegen en ik week terug naar mijn oorspronkelijke route. De eerste bloeiende bergbloemen kwamen te voorschijn en ik legde ze in alle pracht op de gevoelige plaat. De lente was nu écht begonnen.
Zaterdag 10 april 2010
Omdat er tijdens de winter van hieruit maar op woensdag en zaterdag een bus reed, bleef ik hier nog maar een nachtje. Een iets minder vettig ontbijt nu want ik moest de bus op…
Terug aangekomen in Blairgowrie, mijn startpunt van de tocht, bracht ik nog een bezoek aan de regionale toeristische dienst. Weldra zat ik op de bus naar Perth die me verder naar Edinburgh bracht. Ik bezocht nog de tuinen rond het kasteel die nu volledig bedekt waren met verschillende soorten narcissen. Een mooiere afsluiter kon ik me niet wensen. Morgen terug het vliegtuig op met de gedachte om zeker nog eens terug te komen.
MEN ARE LIKE BAGPIPES
NO SOUND COMES FROM THEM
TILL THEY ARE FULL