Wandelen door een fata morgana
De natuur op zijn ruigst. In de kloof Congost de Mont-rebei loop je door een uitgehouwen pad, meters boven blauwgroen water. Met om je heen het Montsec-gebergte, waar ’s nachts de sterren schitteren.
Tekst en foto's Jessica de Korte
Fata Morgana. Ik moet even aan de attractie in de Efteling denken als we tussen metershoge rotsen door het water glijden. Het gesteente is roze, bruin, grijs. Waar het lukt, grijpen planten en zelfs bomen zich vast met hun wortels. Er staat geen zuchtje wind, waardoor de weerspiegeling in het blauwgroene water vlijmscherp is. De rondingen van de bergen bevinden zich zowel boven als onder me, alsof ik zo een duik in het water kan nemen en naar de toppen kan zwemmen.
Dit natuurwonder, Congost de Mont-rebei, is uiteraard duizenden malen indrukwekkender dan de Eftelingattractie. De kloof ligt midden in de Montsec, ‘de droge bergen’, even ten zuiden van de Catalaanse Pyreneeën. Een luchtspiegeling, daar lijkt het wel een beetje op. Is dit echt?“Honderdveertig miljoen jaar geleden was dit zee”, vertelt gids en ‘schipper’ Enric Maestre van Montsec Activa. “Twee tektonische platen werden tegen elkaar omhoog gedrukt en daarmee rees ook het zeeniveau. De rivier Noguera Ribagorçana creëerde de vormen die je ziet. Het gaat om zacht zandsteen.” In het gesteente van Montsec bevinden zich daardoor talloze fossielen, die vertellen welk leven hier destijds groeide en bloeide.
Stuwmeer
Vlak achter het dorpje Corçà zijn we op de boot geklommen. Voor we de kloof bereiken, varen we over een stuwmeer. Boeren gebruikten hier eeuwenlang de grond, maar moesten in 1957 wegwezen toen er een hydro-elektrische dam werd gebouwd. In de hoogte staan nog overblijfsels van twee kerken: Ermita de la Mare de Déu de la Pertusa en Ermita de Santa Quitèria. Zo steil tegen de rotsen, hoe deden ze dat toch? Zal er nog iemand naar beneden zijn gekukeld? Als de boot aanmeert, lonkt direct het wandelpad. Bij niet al te hoog water kun je nog stukjes van de oude weg zien liggen. Bewoners gebruikten die lange tijd om van de vallei naar hun dorp te komen, maar net als hun land kwam het pad bijna geheel onder water te staan.
De nieuwe route uit 1982 loopt aardig wat meters hoger. Dus wordt het eerst een stukje klimmen in de volle zon. Daarna ga je de koelte in, over een licht slingerend stuk dwars door de rotsen. Er is hier aardig wat gehakt om het wandelaars naar de zin te maken. Van een afstandje lijkt het net één lange tunnel. Keek je net nog van beneden naar boven, inmiddels ligt het blauwe water diep onder je en kijk je uit over de vallei. In de verte staat een oud fort. Vandaag de dag vormt Congost de Mont-rebei de natuurlijke grens tussen Aragón en Catalonië. Maar vroeger was dit al de plek waar Arabieren niet verder konden komen.
De christenen konden via de torens met elkaar communiceren, al deed eigenlijk het landschap al de taak. Je moet een flinke klimmer zijn als je over die steile bergtoppen heen wilt komen. Nee, dan is dit fraaie wandelpad toch een stuk aantrekkelijker, waar je in een rustig tempo van het uitzicht en de bloemetjes kan genieten. Ik tuur om me heen, op zoek naar lammergieren. Helaas, vandaag laten ze zich niet zien. De zeldzame roofvogels kregen hun naam omdat gedacht werd dat ze graag op lammeren en zelfs kinderen jaagden. Maar dat valt mee, ze voeden zich vooral met kadavers.
Kettingen en hangbrug
Enric wees vanaf de boot naar een grot waar vermoedelijk zo’n veertigduizend jaar geleden al mensen woonden. Toen was het vast pittig om in de kloof te overleven. Inmiddels vind je hier een gespreid bedje: makkelijk begaanbare paden, met aan de muren kettingen om je aan vast te houden. Eng is het alleen als je hoogtevrees hebt. De wiebelende, metalen hangbrug aan het eind van de route is dan ook niet bij iedereen populair. Maar goed, als je Refugio de Montfalcó Casa Batlle wilt bezoeken, moet je er toch even overheen.
Ik ben zelf geen durfal, maar geniet er gek genoeg met volle teugen van. Wat voel ik me hier nietig tussen de rotsen van soms meer dan vijfhonderd meter hoog. Buiten het uitgehouwen voetgangerspad in de wand is er op geen enkele manier door de mens iets veranderd aan het stukje natuurschoon. Je ziet hier geen wegen, sporen of elektriciteitslijnen. Niets. Maar een passerende vrouw begint letterlijk te trillen. “Op de heenweg ging het nog wel, maar nu moeten we terug”, merkt de man op. “En dan ook nog die hitte.” Genoeg water drinken is hier een must.
Àger
Congost de Mont-rebei ligt ten westen van Àger, een stadje met pittoreske, middeleeuwse huizen van oranje, bruine en grijze stenen. Bewoners hebben in deze regio altijd al dankbaar gebruik gemaakt van wat de natuur hen bracht. Gids Jaume (“zeg maar Jimmy”) Muñoz kent het plaatsje goed en leidt de weg naar het ommuurde kasteel en de kerk. In de bergen voelt hij zich nog meer thuis. Hij vertelt over trailrunning, even twintig of dertig kilometer door de bergen rennen.
Maar hij wil het gebied vandaag eens op een andere manier bekijken: op de mountainbike. Omdat we geen getrainde mountainbikers zijn, kiest Jaume voor een eenvoudige route over redelijk harde paden. Op kruisingen staan bordjes, die je niet snel mist – tenzij je te snel gaat, en Jaume heeft het tempo er goed in zitten. We zitten hier vrij laag, maar zien wel de bergen om ons heen: de toppen van het Montsec-gebergte. Dichterbij liggen velden vol klaprozen. Plaatsjes liggen altijd op een heuvel, zoals Àger, maar ook La Règola, waar we naartoe fietsen. “De sfeer blijf ik hier bijzonder vinden”, zegt Jaume. We slingeren door een stil landschap en een even zo stil dorp. Woont hier nog iemand? O ja, daar werkt iemand in zijn moestuin, en verderop klust iemand aan zijn auto.
Schatkamer
Die avond ontmoet ik Marte Roige. Ze serveert lokale specialiteiten: verschillende soorten fuet – Catalaanse lange, gefermenteerde en gedroogde worst – en kaas. Marte is de dochter van de uitbaters van restaurant Cal Maciarol, net buiten Àger. In het weekend komt ze vaak even helpen, maar doordeweeks studeert ze geologie in Barcelona. De studente vindt het altijd een feest weer thuis te zijn. De omgeving is voor haar één grote schatkamer. “Als geoloog is hier zoveel te zien”, zegt ze. “Een van de beste plekken van Europa.” Straks komt ze hier vast weer wonen. Wat wil je, met de Montsec, Congost de Mont-rebei én de Pyreneeën om de hoek.
Bergwijzer-tip
Wandeling
Het populairst is het om de wandeling aan de noordkant van de kloof te beginnen, bij parkeerplaats La Masieta. Daar liggen folders met routes. Je kunt dan de GR1 volgen richting de hangbrug (9 kilometer heen en terug) of verder via de GR1 naar berghut Refugi del Mas de Carlets (1½ kilometer verder) en Ermita de la Mare de Déu de la Pertusa (2½ kilometer verder). Ook is het mogelijk om over de hangbrug naar Refugio de Montfalcó Casa Batlle te lopen (15 kilometer heen en terug). Begin je bij parkeerplaats La Pertusa, dan wacht je eerst nog een fikse wandeling voordat je de kloof bereikt. La Masieta-La Pertusa is via de GR1-route 9 kilometer, dus 18 kilometer heen en terug. Een uitgebreide routebeschrijving is te vinden op: www.hiking-site.nl/routes_catalonie_09.php
Dit artikel is afkomstig uit de Catalonië-special bij Bergen Magazine 2017-2. Dat nummer kun je hier nabestellen